Akkoord met bouw verrijkingsfabriek in Duitsland

20 december 1978

De regering verklaart in een vertrouwelijk commissieoverleg (en op 2-2-79 aan de Kamer) akkoord te zijn met de bouw van een Urenco verrijkingsfabriek in Gronau, West-Duitsland. Ook is afgesproken dat Urenco uitbreidt tot 2000 ton (waarvan 600 in Almelo) en is er bijna overeenkomst over verlenging van het Verdrag van Almelo tot 1991. De minister van EZ (Van Aardenne) beroept zich bij de beslissingen op op vergaderingen van het Urenco Joint Committee uit september 1974 en ‘77. Daar is overeengekomen dat als Urenco een capaciteit van 2000 ton bereikt, dan automatisch toestemming gegeven wordt aan Duitsland om een eigen verrijkingsfabriek te bouwen. De kamer (en die niet alleen) is verbijsterd; Van Aardenne had in het debat van januari 1978 volgehouden dat bouw in Duitsland juist door het uitbreiden van de fabriek in Almelo verhinderd kon worden. Nu blijkt die capaciteitsuitbreiding reden te zijn voor toestemming aan West-Duitsland! Ook over het feit dat verdragsverlenging nog steeds niet zeker is, valt de Kamer: dat was immers een voorwaarde voor toestemming tot uitbreiding. Van der Klaauw (BuZA) verklaart in januari dat hij hoopt dat er eind 1981 een verdrag met Brazilië is over de voorwaarden voor levering.
De plannen voor de eigen Duitse verrijkingsfabriek zijn al vanaf begin 1976 door de Duitse Urenco-partner Uranit uitgewerkt en als het zo uit kwam, gebruikt als pressiemiddel om de gewenste besluiten genomen te krijgen. Al in februari 1976 deelt Van Aardenne mee in principe akkoord te zijn met een dergelijke fabriek, maar Nederland laat eind 1977 nog weten er van uit te gaan dat de bouw ervan voorlopig nog niet zal plaatsvinden. Op 10 maart ‘78 wordt er door Uranit een eerste vergunningsaanvraag gedaan voor de bouw in Gronau, hoewel lang Lingen favoriet leek. Bouwbegin wordt in 1980 verwacht.