- Buitenlands beleid:
- regeringspolitiek ten opzichte van kernenergie(-beleid, -objecten) buiten Nederland; ook beleid in internationale gremia en verdragen
Verdrag van Kyoto
In Kyoto komen onderhandelaars tot overeenstemming over een historische verdrag. Historisch omdat er voor het eerst in de geschiedenis bindende afspraken zijn gemaakt die landen dwingen CO2-emissies te beperken. Maar het scepticisme bij milieubeweging en ook de industrie is groot. De industrie, bijgestaan door de regeringen van bijv. de VS en Australië, zegt dat er sowieso geen sprake is van het broeikaseffect en er al helemaal geen aanwijzingen zijn dat de mens (in de vorm van de uitstoot van broeikasgassen) bijdraagt aan de niet bestaande klimaatverandering. De milieubeweging vindt dat de reducties lang niet ver genoeg gaan en het verdrag ‘loopholes’ in zich bergt die het voor de rijke, geïndustrialiseerde landen mogelijk maakt geen of nog minder reducties toe te passen. De 4 belangrijkste zijn: Emission trading (het kopen van emissierechten in het buitenland), emissions banking (emissierechten bewaren voor een volgend jaar om meer te kunnen uitstoten), carbon for sale (zgn. Joint Implementation, investeringen in ander landen mogen landen van hun binnenlandse emissie aftrekken), carbon sinks (een aftrek voor de aanwezigheid binnen de landsgrenzen van bijvoorbeeld bossen die CO2 opnemen).
De Tweede Kamer zal de ratificatie van het verdrag in februari 2002 goedkeuren, maar het zal dan nog jaren duren voor het in werking treedt. Om van kracht te worden moet het Protocol door minimaal 55 landen worden geratificeerd. Tevens moeten die landen samen verantwoordelijk zijn voor 55 procent van de wereldwijde kooldioxide-uitstoot.
Vanaf ‘Kyoto’ wordt de bestrijding van CO2-emissies en de rol die kernenergie daarin kan spelen een belangrijk punt in de discussie.