- Start:
- opening (geen bouwbegin) van installatie of oprichting van organisatie
Oprichting Kernfysische Dienst
Nu de tweede Nederlandse kerncentrale in Borssele gebouwd gaat worden vindt de overheid dat er behoefte is aan een onafhankelijke toezichthouder en wordt de Kernfysische Dienst opgericht die 1 november haar werkzaamheden begint. De KFD (die onder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid valt) moet toezien op de nucleaire installaties, de opslag en het transport van nucleair materiaal en de non-proliferatie (tegengaan van verspreiding) van nucleair materiaal en technologie.
Oprichting Werkgroep Atoom, begin georganiseerd protest
Tot begin jaren zeventig kan men weliswaar af en toe kritiek op kernenergie horen, maar is er van georganiseerde oppositie geen sprake.
Dat verandert snel in de zomer van 1971 als de Amsterdamse lerares Jannie Möller op bezoek in Zwitserland brochures over kernenergie leest. Terug in Amsterdam verspreidt ze een aantal exemplaren van de brochure en komt in contact met andere verontrusten. De Werkgroep Atoom ziet het licht, eerst als Amsterdamse groep, maar al snel met ook mensen van buiten de stad. De Werkgroep wordt algemeen gezien als de eerste actiegroep tegen kernenergie. Men publiceert vooral in weekblad De Nieuwe Linie en in februari 1972 verschijnt er een ‘kernenergie-special’ van ‘De Paniekzaaier’ het blad van de Kabouters. In 1972 schrijft werkgroep-lid Roel van Duijn het boek ‘Bloed’ over een bloedgekoelde kweekreactor, dat in januari 1974 als docudrama door de KRO wordt uitgezonden (op 1 van de 2 Nederlandse tv-zenders). In 1973 wordt de naam veranderd in Werkgroep (Kern)Energie en in 1975 wordt het de Bezinningsgroep Energiebeleid. De leden zijn vooral wetenschappers en (oud) werknemers uit nucleaire industrie (RCN en Dodewaard).
Eind jaren ‘60, begin jaren ‘70 groeit het milieubesef snel, mede door het ‘Rapport van de Club van Rome’, getuige de oprichting van veel milieuorganisaties, onder andere Strohalm (1970) de Raad voor de Milieudefensie (begin 1971) en Stichting Natuur en Milieu (1972). Veel van die landelijke organisaties richten vanaf midden jaren ’70 hun aandacht vooral op kernenergie.
Rond de kerncentrales roert er zich dan ook al het een en ander. In juli 1972 komt naar aanleiding van een ingezonden stuk in de regionale krant PZC een aantal over de kerncentrale Borssele verontruste mensen bij elkaar en richten de actiegroep ‘Borssele ad hoc’ op. Het is een van de eerste lokale groepen die zich specifiek tegen kernenergie richt. In 1970 is in Zeeland al de Vereniging Milieuhygiëne Zeeland opgericht. Deze vereniging houdt zich ook (maar zeker niet specifiek) bezig met problemen rond de kerncentrale in Borssele. In Almelo is, als uitvloeisel van de in 1969 opgerichte werkgroep ‘Ultracentrifuge’ al in 1970 ‘Urania’ ontstaan die zich zeer kritisch opstelt ten opzichte van de verrijkingsfabriek en in Arnhem ontstaat in 1973 ‘Paarse September’ die protesteert tegen de KEMA-reactor. In 1974 ontstaat naar aanleiding van de onrust over opslag van radioactief afval in de open lucht op het kerncentrale terrein de Stroomgroep Dodewaard. In september 1972 is dan al op initiatief van de PPR door de CPN, PvdA CPN, D66, PPR, PSP het Anti-Kalkar Komitee opgericht.
Maar er zijn dan ook al groepen bezig met alternatieve energie, zo is er in 1972 al een congres op de TH Eindhoven over zonne-energie en wordt ook De Kleine Aarde opgericht met het ‘low-energy’ huis.
Borssele opgestart en overgedragen
Op 19 juni krijgt PZEM van de ministers van EZ, Lubbers, en van V&M, Vorrink, de vergunning om de kerncentrale in werking te stellen. Eind juni begint dan het opstarten en testen van de centrale in 5 fases. Er zijn diverse ‘kinderziektes’: klein brandje binnen, diverse lekkages, mosselen groeien in het koelwaterkanaal waardoor er onvoldoende koelwater wordt aangezogen.
Op 25 oktober wordt de kerncentrale officieel door bouwbedrijf KWU overgedragen aan PZEM nadat de centrale op 12 oktober aangesloten is op het Nederlands koppelnet. Het verrijkt uranium voor de brandstof komt via Euratom uit de VS.
Rotterdam Nucleair opgericht
De laatste handtekeningen worden gezet door RSV en General Electric die samen (met het ook Amerikaanse bedrijf CBI) de joint venture Rotterdam Nucleair willen gaan vormen. Dit om beter voorbereid te zijn op een volgende order in Nederland, maar ook voor verdere penetratie van de Europese en Amerikaanse markt. RDM (sinds 1971 een dochtermaatschappij van RSV), is al lang actief in de bouw van reactorvaten. Er zijn al 19 vaten gebouwd (waaronder die van Dodewaard en Borssele) of in opdracht. Vestigingsplaats is Rotterdam en alle werknemers komen van RDM. De capaciteit bedraagt 5 tot 7 vaten per jaar. Door een grote nieuwe hal die in juni 1970 in bedrijf is genomen had RDM zelf al een capaciteit van 4 vaten per jaar.
Afvalbunker op terrein Borssele in gebruik genomen
Eindelijk wordt het op het terrein van de kerncentrale het gebouw (‘bunker’) voor de opslag van laag- en middenactief vast afval in gebruik genomen. Er is plek voor 5000m3 afval, uitsluitend uit de ‘eigen’ reactor. Dat is genoeg voor ongeveer tien jaar en PZEM hoopt dat er voor die tijd een ‘definitieve’ oplossing is gevonden zodat het minder lang hoeft te worden opgeslagen.
Eerste fase bouw Covra afgerond
De eerste fase van de bouw van de Covra in Borssele is afgerond: de bouw van het kantoor- en voorlichtingscomplex, afvalverwerkingsgebouw en drie opslagloodsen voor laag- en middenactief afval, elk met een capaciteit van 7000m3 in vaten verpakt afval. Vanaf nu gaat dan ook al het laag- en middelactief van ongeveer 300 klanten rechtstreeks naar de Covra. Tot nu toe ging het onverwerkt afval eerst nog naar de Covra-vestiging op het ECN-terrein. In april ’93 wordt het laatste daar opgeslagen afval naar Borssele vervoerd, waarna die vestiging langzamerhand ontmanteld wordt.
Fase twee is de bouw van twee gebouwen voor de opslag van hoogradioactief afval en het kernsplijtingsafval dat terugkomt van de opwerkingsfabrieken. De eerste fase heeft ongeveer f 100 miljoen gekost en de prijs voor opslag van een 100-liter vat ligt tussen de 1000 en 1500 gulden. Daar zitten dan ook de (onbekende) kosten van de (onbekende) eindopslag in.
Vanaf januari ’93 begint naar verwachting de verwerking (persen en versnijden), het schoonmaken van vloeistoffen en de verbranding van kadavers en vloeistoffen op het complex. Dan moet de vestiging ook officieel geopend worden, maar dat zal vertraagd en uitgesteld worden tot eind ’93. De HABOG (de bunker voor hoog-actief afval) kan naar verwachting 1998 in gebruik worden genomen.
HABOG geopend en ontvangt eerste afval
Koningin Beatrix opent de opslag faciliteit voor hoogradioactief afval, de HABOG op het terrein van de Covra in Borssele. Het opvallend oranje geschilderd gebouw (met E=MC2 op de zijkant) is bedoeld voor de opslag van het afval dat terug komt van de opwerkingsfabrieken waar Borssele en Dodewaard hun splijtstof laten opwerken. Ook de brandstof uit de IRI en HFR zal er opgeslagen worden.
Milieuorganisaties vragen aan de koningin niet te komen en vinden dat er geen reden voor een feestje is: een opslag voor 100 jaar van afval dat 240.000 gevaarlijk blijft kan moeilijk als ‘oplossing’ gezien worden. Verder is het gebouw nu al te klein nu besloten is dat Borssele tot 2013 open blijft, kan er alleen maar opgewerkt afval opgeslagen worden en is juist opwerking enorm vervuilend, en, niet onbelangrijk, wat gebeurt er na die 100 jaar? Ook is er geen opslagmogelijkheid voor het bij de opwerking afgescheiden plutonium.
Eind november komt het eerste transport met hoogactief afval aan van de HFR uit Petten en in mei 2004 wordt het afval dat 4 jaar lang in de loods voor laag- middenactief afval verplaatst naar de HABOG.