- Industrie:
- betrokkenheid en rol van bedrijven
Industrie richt Neratoom op
Zes bedrijven (allen betrokken in de RCN) richten de NV Neratoom op: Werkspoor, Philips, Stork, Machinefabriek Breda, Rotterdamse Droogdok Maatschappij (RDM) en Koninklijke Maatschappij De Schelde. Enige tijd later volgen Nederlandsche Dok- en Scheepsbouw Maatschappij, Wilton Feijenoord en Comprimo. De Nederlansche Dok-en Scheepsbouwmaatschappij, Koninklijke Schelde Maatschappij, Wilton Feijenoord Bronswerk, de Machinefabriek Breda zullen in het midden van de jaren zestig fuseren tot Rijn-Schelde en nog later met Verolme tot RSV. Neratoom wordt specifiek opgericht voor de vervaardiging van een zo groot mogelijk gedeelte van de eerste Nederlandse kerncentrale en “te trachten de gehele Nederlandse industrie een zo groot mogelijk actief aandeel te doen nemen in dit voor de toekomst belangrijke toepassingsgebied.”
Dodewaard officieel geopend
Nadat de kerncentrale in Dodewaard op 24 juni 1968 voor het eerst kritisch is geworden is nu de officiële ingebruikstelling. Dit is ook meteen het eerste incident van de centrale. Met het terugtrekken van de regelstaven uit de kern veroorzaakt koningin Juliana een te snelle toename van de kernsplijting. Het hoofd van de centrale grijpt in en de reactor wordt onmiddellijk stilgelegd.
De 50 MW General Electric centrale is voor een groot deel gebouwd met Nederlandse technologie: Philips bouwde (helemaal betaald door de overheid) de splijtstofelementen (de splijtstofstaven komen van NUKEM); de regelstaven zijn geleverd door Hollandse Signaalapparaten; het reactorvat door RDM (waar ze een flinke staatssubsidie voor krijgen) en de turbine-installatie door Stork. De kosten zijn nogal gestegen; waren ze in 1962 geschat op f 95 miljoen, in 1964 was dat al gestegen tot bijna 110 mln.; in 1967 tot 135 mln. en in 1968 zelfs tot 145 miljoen gulden. De GKN zelf schat in een brochure bij de officiële opening (maart 1969) de totale kosten op f 140 miljoen.
Rotterdam Nucleair opgericht
De laatste handtekeningen worden gezet door RSV en General Electric die samen (met het ook Amerikaanse bedrijf CBI) de joint venture Rotterdam Nucleair willen gaan vormen. Dit om beter voorbereid te zijn op een volgende order in Nederland, maar ook voor verdere penetratie van de Europese en Amerikaanse markt. RDM (sinds 1971 een dochtermaatschappij van RSV), is al lang actief in de bouw van reactorvaten. Er zijn al 19 vaten gebouwd (waaronder die van Dodewaard en Borssele) of in opdracht. Vestigingsplaats is Rotterdam en alle werknemers komen van RDM. De capaciteit bedraagt 5 tot 7 vaten per jaar. Door een grote nieuwe hal die in juni 1970 in bedrijf is genomen had RDM zelf al een capaciteit van 4 vaten per jaar.
Staat neemt deel in Rotterdam Nucleair
De Staat gaat voor 50% deelnemen in Rotterdam Nucleair. Volgens de regering heeft de fabricage van reactorvaten een “zodanig hoogwaardig karakter dat met alle inspanning gepoogd moet worden om de kennis op dit gebied te behouden en de daarmee verbonden werkgelegenheid in stand te houden.“ Een van de voorwaarden van de staatssteun is diversificatie, er wordt veel verwacht van de productie van vaten voor de chemische procesindustrie. In verband met die diversificatie wordt de naam verandert van Rotterdam Nucleair in RSV Zware Apparatenbouw. RN heeft opdrachten voor 9 reactorvaten, maar dat is onvoldoende nadat de Zuid-Afrikaanse en de Nederlandse ordners niet door gegaan zijn. Het bedrag wat met de deelname gemoeid is zou ongeveer de f 30 miljoen zijn die RSV gevraagd heeft.
Rotterdam Nucleair is begin 1974 opgericht als 100% dochter van RDM (sinds 1971 van RSV) vooruitlopend op een joint venture van RDM met oa. het Amerikaanse General Electric. Echter in de loop van 1974 al is besloten (“genoodzaakt door zodanige veranderingen op de Europese markt voor nucleaire centrales“) dat de samenwerking met GE niet doorgaat en dat RN een 100% dochter blijft van RDM waar alle nucleaire activiteiten van RDM in worden ondergebracht. RSV heeft f 75 miljoen verloren op Rotterdam Nucleair in de periode 1970-75. RSV (en dus ook RDM) gaat in 1983 failliet. RDM maakt vervolgens een doorstart met ook nucleaire productie. Zo zegt ze in 1985 hopend op een Nederlandse order “We kunnen nog steeds reactorvaten maken.“ Maar in 1987 wordt toch echt de laatste (voor Atucha-2 in Argentinië) afgeleverd.