Voorrang voor geologische berging met tussenopslag
De op 28 september 1984 ingestelde Commissie OPLA, zo is al eerder door Lubbers meegedeeld, gaat voorrang verlenen aan geologische berging met interim of tussenopslag. De Tweede Kamer stemt nu in met OPLA fase l. Fase 1 is onderzoek dat leidt tot de keuze van een specifieke opbergtechniek, bijv. een opbergmijn of stortholte. De ministers Van Aardenne (EZ) en Winsemius (Milieu) noemen de criteria voor de opslag van 1979 “niet doelmatig“ (dat betekent ws. dat ze niet tot proefboringen hebben geleid). Volgens de criteria uit 1979 vallen alle zoutkoepels af, maar in plaats van af te zien van opslag in zout, gaat de regering de criteria nu aanpassen. Men gaat over naar het ontwikkelen van radiologische criteria in plaats van geologische. De Kamer stemt uitsluitend in met fase 1 en dan zal er opnieuw gedebatteerd moeten worden. Tot proefboringen (voorzien in fase 2) kan nu dus niet meer automatisch worden overgegaan. Fase 1 zal 2 jaar duren en 17,5 miljoen gulden kosten.
12 mogelijke locaties voor afvalopslag
De LOFRA, beter bekend als de in december 1984 ingestelde Commissie Geertsema, maakt een lijst bekend met 12 mogelijke locaties voor de interim-opslag van al het in Nederland geproduceerde radioactief afval. In februari waren dat er na een “globale verkenning“ nog 20 geweest en uiteindelijk moeten er drie overblijven, waar dan een definitieve keuze uit gemaakt moet gaan worden. Hoewel de opslag een normale industriële activiteit is; mag het terrein door de te verwachten risicobeleving niet grenzen aan woonbebouwing; het moet een aaneengesloten terrein van 30 hectare zijn; en de aanwezigheid van oppervlakte water voor lozing en koelwater; verder moet het een goede bereikbaarheid hebben.
Er is veel kritiek op de lijst met 12 locaties, de criteria en procedure. Geertsema reageert verbaasd: “Risico’s zijn er niet, griesmeel kan nog exploderen, maar dit afval niet. Totaal geen risico’s, totaal niet”, laat hij weten. De 12 zijn: Maasvlakte, Sloegebied, Wychen, Drachten, Bergen op Zoom, Klundert (Moerdijk), Oosterhout, Raamsdonk, Veendam, Delfzijl, Vlagtwedde en Hefshuizen.
Moerdijk krijgt 20 miljoen voor opslag
Terwijl het CDA in de Kamer pleit voor een “verantwoorde opslag“ heeft CDA-staatssecretaris Van Amelsvoort dan al in een vertrouwelijke brief de Commissie LOFRA (die daarvoor aangesteld is) buitenspel gezet door het Havenschap Moerdijk f 20 miljoen te bieden en te pressen akkoord te gaan met een vergunning voor de tijdelijke opslag terwijl er over milieueffecten niet gepraat wordt. De brief wordt op 21 juni bekend: Winsemius, die met de locatiekeuze bezig is voor die interim-opslag reageert erg boos omdat dat op z’n minst de indruk wekt dat de LOFRA niet serieus genomen wordt. Maar uit stukken de nacht erna ontvreemd uit het ministerie van EZ blijkt dat Winsemius wel degelijk van de brief op de hoogte was en dat een deel van het geld zelfs van z’n eigen ministerie afkomstig is! Politiek en maatschappelijk gezien is Moerdijk hierdoor wel een moeilijke keuze geworden...
Al krediet KCB-II voor definitieve stemming
Een meerderheid in de Raad (12–5) van de gemeente Borsele zal zich niet verzetten tegen de komst van een tweede kerncentrale. ’s Middags voor de definitieve stemming maakt de PZEM al bekend f 10 miljoen beschikbaar te stellen als voorbereidingskrediet. In totaal zal er volgens de PZEM 80 miljoen gemoeid zijn met de gehele voorbereiding die, zo verwacht men, 3,5 jaar zal duren. De gemeenteraad gaat ook akkoord met de eventuele komst van de centrale afvalopslag.
Nog twee locaties over voor de opslag van afval
De LOFRA brengt haar eindadvies uit aan de minister van VROM: Borssele en Moerdijk zijn de twee plaatsen die in aanmerking komen als locatie voor de interim opslag van radioactief afval. Er is een lichte voorkeur voor Borssele, onder andere omdat de gemeente Klundert (waar Moerdijk onder valt) een hele rits voorwaarden stelt voordat ze akkoord wil gaan. Bij Borssele zijn er weliswaar meer procedurele moeilijkheden te verwachten, maar de commissie denkt dat die planologische bezwaren eerder te overwinnen zijn dan de bestuurlijke van Moerdijk. Men verwacht dat de bouw in 1988 kan beginnen en de totale kosten worden geschat op 450-500 miljoen gulden. Een belangrijk kritiekpunt van de milieubeweging is dat met de keuze voor deze twee de locatiekeuze procedures voor de nieuwe kerncentrales tot een farce worden gemaakt. De Gedeputeerde Staten van Zeeland is op 16 september al akkoord gegaan met de komst.
In augustus is al een locatieonafhankelijke MER door de Covra aangevraagd. Op 29 januari ('86) laat de Voorlopige Commissie MER de minister weten bepaald niet tevreden te zijn over dat rapport. Zo is die veel te optimistisch over de mogelijkheid tot eindberging, worden de stralingsbelastingniveaus bij normaal gebruik en bij storingen niet voldoende onderbouwd en ontbreekt een heldere en hanteerbare beschrijving van hoe de opslag van afval van de bestaande en nog te bouwen kerncentrales moet worden aangepakt.