Putten in de ban van radiumnaald
In Putten op de Veluwe wordt een huis ontruimd, met prikkeldraad afgesloten en twee agenten houden de wacht. De bewoners worden overgebracht naar het wijkgebouw, gewassen en van nieuwe kleren voorzien. Een ziekenhuis in Utrecht mistte de dag ervoor een kop van een radiumnaald en komt na onderzoek tot de conclusie dat de kop tijdens een neus-onderzoek moet zijn afgebroken en achtergebleven in de neus van een 5-jarig meisje uit Putten. Het huis en de tuin blijken radioactief besmet. Oorzaak: het kind was ziek geworden, had overgegeven, het braaksel werd opgevangen in een krant, verbrand in de kachel en de as vervolgens uitgestrooid in de tuin. Het huis krijgt een nieuwe schoorsteen, nieuw plafond, nieuw behang, nieuwe meubelen en wordt opnieuw geverfd op kosten van de gemeente en op 26 februari weer vrij gegeven voor bewoning. De tuin wordt afgegraven en de grond, samen met de kachel, wordt maar de KEMA overgebracht, daar ingepakt in beton “die men inmiddels bij de Kema heeft weggehaald om ze ergens in zee te laten zakken“. Dat gebeurt op 27 februari door de Koninklijke Marine.
Dumpen van radioactief afval in zee
Nederland wordt door het net opgerichte IAEA uitgenodigd zitting te nemen in een werkgroep die een in april in de VN aangenomen resolutie moet uitvoeren. In de motie wordt verzocht “door te gaan met welke studies en welke acties dan ook” nodig om de verschillende landen te helpen bij het afvoer van radioactieve afvalstoffen in zee. Ondertussen ontstaat er ook kritiek op het dumpen van radioactief afval in zee. Vooral de premisse dat het water op grote diepte honderden jaren nodig heeft om zich te vermengen met oppervlakte water wordt door onderzoek tegengesproken. Ook door het eten en gegeten worden kunnen radioactieve stoffen verspreidt worden en (snel) aan de oppervlakte komen.
Overigens vindt in februari 1958 de eerste gedocumenteerde dumping in zee van radioactief afval door Nederland plaats. Aannemelijk is dat het niet de eerste dumping is: er is geen registratie en geen organisatie (zie dossier). Het wordt als deklast meegegeven aan lijndiensten (bijv. naar Zuid-Amerika) of de Marine. Die zien maar waar ze het over boord zetten. Men zou uit een IAEA-document uit 2007 kunnen afleiden dat Nederland in 1950 met het dumpen van radioactief afval in zee begint.
Start van internationaal georganiseerde dumpingen
Nederland begint nu (in internationaal verband) met georganiseerde dumpingen van radioactief afval in zee. In 1965 is door de regering gekozen voor “verwijdering door dumping in zee“ en vanaf 1963 is de RCN de “erkende ophaaldienst“ en wordt het afval gecentraliseerd opgeslagen. Het wordt per binnenvaartschip van Petten naar IJmuiden vervoert en daar samen met afval uit België, Frankrijk, West-Duitsland en Engeland overgeladen op het Britse schip ‘Topaz’. Van daar uit wordt het in augustus gedumpt op een internationaal aangewezen plek: een 4km diepe trog 750 km noord-west van Spanje. Hier zal tot 1976 door Nederland 8x gedumpt worden.
Voorlopig wordt er elke twee jaar gedumpt (1967, 1969, 1971), maar door de opening van de kerncentrale in Dodewaard neemt het volume erg toe en wordt er dan elke zomer gedumpt.
Teveel radioactief afval: elk jaar dumpingen
Vanaf dit jaar vinden elk jaar dumpingen in zee plaats. De hoeveelheid LAVA/MAVA is zo toegenomen dat 1x per twee jaar niet meer voldoet. Bij het vervoer in juni van het afval van Dodewaard naar Petten, raakt het binnenvaartschip besmet door lekkende vaten. Blijkbaar zo erg dat “de hele buikdenning” er op een werf in Schagen uit gehaald moet worden.
Ook in 1972 wordt de London London Dumping Convention (voluit: ‘Convention on the Prevention of Marine Pollution by Dumping of Wastes and Other Matter’) opgesteld. In 1973 ratificeert Nederland het verdrag wat eigenlijk opgesteld is om wetgeving te creëren voor het dumpen van radioactief afval in zee.
WRK: afval in zoutkoepels opslaan
De WRK publiceert het rapport ‘Vestigingsplaatsen van energiereactoren en de opslag van radio-actief afval’ waarin staat te lezen, dat in Nederland “bewaarplaatsen voor radio-actief afval“ zullen moeten worden ingericht. Men verwacht dat op termijn hoogactief afval uit de opwerkingsfabrieken zal worden teruggestuurd. Al het afval kan in zoutkoepels worden opgeslagen. Kernafval uit opwerkingsfabrieken zal “ingesmolten in en glasmatrix (…) moeten worden opgeslagen in stabiele zoutafzettingen”, zo schrijft de WRK. Ook een werkgroep van de RCN vindt opslag van kernafval in zoutvoorkomens onder het vaste land “reëel en attractief.“
Raadsvragen over zoutkoepelopslag
Nadat in de weken daarvoor de CPN-fractie in de gemeente Winschoten (die zelfs een motie aannemen) en de Provinciale Staten van Groningen al vragen had gesteld, wil nu de Tweede Kamer fractie van de Communistische Partij dat de regering de opslag van atoomafval in de “aanwezige zoutholtes in het noorden en zuiden van het land“ verbiedt, en eisen dat gemeentelijke en provinciale overheden absolute zeggenschap in deze moeten krijgen. Het Dagblad van de CPN, De Waarheid, heeft er de afgelopen periode regelmatig over gepubliceerd. De CPN stelt zeker niet “tegen de toepassing van de moderne energie als zodanig“ te zijn.
Eerste actie tegen dumpingen in zee
Voor het eerst is er een demonstratie in IJmuiden tegen de dumpingen van Nederlands en Zwitsers radioactieve afval (dat per trein arriveert) dat enkele dagen later moet gaan worden. Een tiental leden van de Stroomgroep Stop kernenergie Haarlem zijn bij het overladen van het afval in het dumpschip ‘Topaz’ aanwezig en de actie haalt het tv-journaal die avond. In de week erna vraagt VMD een verbod op dumpingen en medewerking aan dumping van buitenlands afval.
Selectie zoutkoepels
Op antwoorden op kamervragen over onderzoek in het stroomdal Drentse Aa, zegt de minister van EZ (Lubbers) dat “het onderzoek naar de mogelijkheden tot het ondergronds opbergen van radioactief vast afval is gevorderd tot een voorlopige selectie van een aantal mogelijke vestigingsplaatsen.“ Deze zullen “in samenwerking met de betrokken autoriteiten en instanties nog op hun planologische mogelijkheden onderzocht moeten worden.“
Overeenkomst over vaten met te hoge straling
Er is overeenkomst bereikt tussen Dodewaard, RCN en de ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid over het afval dat al jarenlang op het terrein van de centrale in Dodewaard staat. Doordat de vaten een te hoge stralingdosis afgeven (door ondeugdelijke verpakking) geeft het ministerie geen transportvergunning of weigert het RCN ze op te halen en bij hen op te slaan, hoewel de RCN door de overheid aangewezen is als centrale locatie voor de opslag van radioactief afval. De GKN geeft toe dat zelfs buiten het terrein de straling van het afval te hoog is, maar “wie gaat daar nou een hele tijd staan?“ zeggen ze. Van de 550 vaten, waarvan sommigen er al staan vanaf 1972, worden er 350 toch naar de RCN afgevoerd, worden er 150 in Dodewaard "geschikt gemaakt" zodat ze binnen de normen voor dumping in zee vallen, waarna ze naar de RCN gaan en de resterende 50 worden in opslagruimtes in Dodewaard zelf opgeslagen. Twee politieagenten, die in verband met de Molukse gijzelingen op het kerncentraleterrein wacht moeten lopen, halen een ‘grap’ uit en leggen hun dosismeters een paar uur op de vaten (volgens anderen tonen ze hiermee aan dat van het afval wel degelijk gevaar uitgaat, ondanks alle geruststellende woorden). Er ontstaat consternatie als ze ‘besmet’ lijken te zijn. Als de twee agenten het in januari 1976 opbiechten worden ze disciplinair gestraft. Maar de verantwoordelijken van de GKN die in strijd met de hinderwet vergunning het afval op het terrein opslaan, ontspringen de dans. In april 1978 besluit de Officier van Justitie geen strafvervolging in te stellen: “thans is de opslag goed geregeld en het is niet opportuun meer de directie hierover lastig te vallen.“
Aankondiging proefboringen
De minister van EZ (Lubbers) deelt de Tweede Kamer mee dat de regering heeft besloten onderzoek naar de mogelijkheden tot definitieve verwijdering van radioactief afval met kracht voort te zetten. Een “in te stellen interdepartementaire werkgroep zal, te samen met deskundigen van de Rijksgeologische Dienst en het RCN een onderzoek – met inbegrip van proefboringen – doen instellen naar de mogelijkheid en aanvaardbaarheid van opslag in steenzoutformaties.”