- COVRA:
- Organisatie (ook wanneer er nog geen locatie is) die verantwoordelijk is voor de centrale opslag van al het in Nederland geproduceerde radioactief afval
- Locatiekeuze:
- discussie over en procedures om een specifieke locatie te vinden voor een specifieke bezigheid
Op zoek naar locatie centrale afvalopslag
De regering concludeert, op basis van advies van MINSK (‘Mogelijkheden van Interimopslag in Nederland van Bestraalde Splijtstof Elementen en/of Kernsplijtingsafval’) het onderzoek naar interim-opslag als afgerond te beschouwen en dat de bouw van een dergelijke faciliteit noodzakelijk is. De Covra zal de realisatie daarvan verzorgen, waarbij uit verschillende opties een keuze gemaakt dient te worden, vooral gebaseerd op technisch-economische overwegingen. Voor de vestigingsplaats zal LOFRA advies uitbrengen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat al het in Nederland geproduceerde afval (dus ook laag- en middenactief afval) op hetzelfde terrein opgeslagen zal worden onder verantwoordelijkheid van Covra.
12 mogelijke locaties voor afvalopslag
De LOFRA, beter bekend als de in december 1984 ingestelde Commissie Geertsema, maakt een lijst bekend met 12 mogelijke locaties voor de interim-opslag van al het in Nederland geproduceerde radioactief afval. In februari waren dat er na een “globale verkenning“ nog 20 geweest en uiteindelijk moeten er drie overblijven, waar dan een definitieve keuze uit gemaakt moet gaan worden. Hoewel de opslag een normale industriële activiteit is; mag het terrein door de te verwachten risicobeleving niet grenzen aan woonbebouwing; het moet een aaneengesloten terrein van 30 hectare zijn; en de aanwezigheid van oppervlakte water voor lozing en koelwater; verder moet het een goede bereikbaarheid hebben.
Er is veel kritiek op de lijst met 12 locaties, de criteria en procedure. Geertsema reageert verbaasd: “Risico’s zijn er niet, griesmeel kan nog exploderen, maar dit afval niet. Totaal geen risico’s, totaal niet”, laat hij weten. De 12 zijn: Maasvlakte, Sloegebied, Wychen, Drachten, Bergen op Zoom, Klundert (Moerdijk), Oosterhout, Raamsdonk, Veendam, Delfzijl, Vlagtwedde en Hefshuizen.
Moerdijk krijgt 20 miljoen voor opslag
Terwijl het CDA in de Kamer pleit voor een “verantwoorde opslag“ heeft CDA-staatssecretaris Van Amelsvoort dan al in een vertrouwelijke brief de Commissie LOFRA (die daarvoor aangesteld is) buitenspel gezet door het Havenschap Moerdijk f 20 miljoen te bieden en te pressen akkoord te gaan met een vergunning voor de tijdelijke opslag terwijl er over milieueffecten niet gepraat wordt. De brief wordt op 21 juni bekend: Winsemius, die met de locatiekeuze bezig is voor die interim-opslag reageert erg boos omdat dat op z’n minst de indruk wekt dat de LOFRA niet serieus genomen wordt. Maar uit stukken de nacht erna ontvreemd uit het ministerie van EZ blijkt dat Winsemius wel degelijk van de brief op de hoogte was en dat een deel van het geld zelfs van z’n eigen ministerie afkomstig is! Politiek en maatschappelijk gezien is Moerdijk hierdoor wel een moeilijke keuze geworden...
Nog twee locaties over voor de opslag van afval
De LOFRA brengt haar eindadvies uit aan de minister van VROM: Borssele en Moerdijk zijn de twee plaatsen die in aanmerking komen als locatie voor de interim opslag van radioactief afval. Er is een lichte voorkeur voor Borssele, onder andere omdat de gemeente Klundert (waar Moerdijk onder valt) een hele rits voorwaarden stelt voordat ze akkoord wil gaan. Bij Borssele zijn er weliswaar meer procedurele moeilijkheden te verwachten, maar de commissie denkt dat die planologische bezwaren eerder te overwinnen zijn dan de bestuurlijke van Moerdijk. Men verwacht dat de bouw in 1988 kan beginnen en de totale kosten worden geschat op 450-500 miljoen gulden. Een belangrijk kritiekpunt van de milieubeweging is dat met de keuze voor deze twee de locatiekeuze procedures voor de nieuwe kerncentrales tot een farce worden gemaakt. De Gedeputeerde Staten van Zeeland is op 16 september al akkoord gegaan met de komst.
In augustus is al een locatieonafhankelijke MER door de Covra aangevraagd. Op 29 januari ('86) laat de Voorlopige Commissie MER de minister weten bepaald niet tevreden te zijn over dat rapport. Zo is die veel te optimistisch over de mogelijkheid tot eindberging, worden de stralingsbelastingniveaus bij normaal gebruik en bij storingen niet voldoende onderbouwd en ontbreekt een heldere en hanteerbare beschrijving van hoe de opslag van afval van de bestaande en nog te bouwen kerncentrales moet worden aangepakt.
Afvalcomplex naast kerncentrale in Borssele
Nadat Winsemius in april opeens had laten weten dat de Covra (en niet de verantwoordelijke ministers) de uiteindelijke locatie kan bepalen, kiest de organisatie nu voor een PZEM-terrein pal naast de kerncentrale in Borssele als de toekomstige locatie voor interim-opslag van radioactief afval. Belangrijkste overwegingen daarvoor zijn: minimale wederzijdse veiligheidsbeïnvloeding tussen omgeving en vestiging; kostprijstechnisch zo verantwoord mogelijk en eenvoud en eenduidigheid van de nog te nemen planologische en procedurele stappen. Winsemius gaat akkoord. De kosten voor de aankoop van het terrein worden geschat op 22 tot 26 miljoen gulden. In augustus was al een locatie-onafhankelijke MER aangevraagd. Door de Covra wordt verwacht dat “medio 1987 vergunningsaanvraag en MER zullen worden ingediend.“ Covra verwacht dat in 1990 het afval uit de opwerkingsfabrieken terug zal komen waar dan een speciale voorziening (de HABOG) voor klaar moet zijn.
Onrust Borsele over locatie Covra
De Covra belegt een besloten vergadering met de gemeenteraad van Borssele over hun plannen met het afvalverwerking en –opslag complex op de 29 hectare van de PZEM aangekochte locatie vlak achter de kerncentrale. Vooral het gebrek aan openheid van de Covra, in tegenstelling tot wat beloofd was, zet veel kwaad bloed. Het is de ouverture van veel onrust in het dorp. Als in de zomer van 1987 de bevolking geconfronteerd wordt met de precieze locatie (600 meter van de dorpskern) neemt de onrust nog verder toe.