- opslag in zoutkoepels:
- discussie en beleidsvoornemens voor de opslag van radioactief afval in de diepe ondergrond onder het vasteland (zout maar ook klei)
Minister: provincie mag opslag niet verbieden
In het Provinciaal Omgevings Plan (POP) dat door de Provinciale Staten van Groningen wordt aangenomen, staat: “Kernsplijtingsafval en hoogradioactief afval mogen niet op of in de bodem worden opgeslagen. De diepe ondergrond mag niet gebruikt worden voor de opslag van radioactief afval en gevaarlijke afvalstoffen.” Daar gaat de provincie niet over en mag ze dus ook niet verbieden, vindt de minister van Economische Zaken (Jorritsma) en gaat in beroep bij Raad van State.
Rapport over terugneembaarheid
Hoewel later dan de geplande datum van september 2000, en nadat de conclusies al lang bekend zijn, wordt het CORA-rapport ‘Terugneembare berging, een begaanbaar pad?’ aan de Kamer aangeboden. Voor dit rapport zijn 21 deelonderzoeken gedaan.
De minister schrijft bij de aanbieding dat ze de ILONA heeft gevraagd over het rapport aan haar advies uit te brengen en dat ze dan met een regeringsstandpunt zal komen. De regering heeft de Commissie Opberging Radioactief Afval in 1996 ingesteld om te studeren op terughaalbare opslag van kernafval en de technische mogelijkheden onderzoeken en onderling vergelijken.
CORA heeft drie mogelijkheden voor terugneembare berging onderzocht: langdurig bovengronds en ondergronds in steenzoutformaties of in diepgelegen kleilagen.
Voor geen van de drie opties zijn er volgens het rapport “problemen naar voren gekomen die de technisch uitvoering in de weg zouden kunnen staan,” maar in dezelfde conclusie staat: “terugneembaarheid kan, volgens de huidige inzichten, alleen gegarandeerd worden voor enkele honderden jaren.” Ze constateert dat terugneembaarheid “de weerstand tegen ondergrondse berging wellicht doet verminderen“ en wordt dus als middel gezien om de publieke opinie te masseren.
De CORA zegt dat ondergrondse opslag op den duur “noodzakelijk“ is en beveelt aan het “onderzoek naar de technische en maatschappelijke aspecten van terugneembare berging (…) voort te zetten. Samenwerking met het buitenland, met name België en Duitsland, is daarbij onmisbaar.”
Maatschappelijke kwesties, zoals de invloed van de bevolking bij de besluitvorming en verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties, komen volgens critici onvoldoende aan bod. Dat is niet verwonderlijk, gezien de ruzies die hierover zijn geweest: enkele leden van CORA wilden het eigenlijk niet over maatschappelijke kwesties hebben, maar zien kernafval uitsluitend als een technisch probleem. Het onderzoek heeft 3,5 miljoen euro gekost.
Doorgaan met onderzoek ondergrondse opslag
De regering-Balkenende geeft aan het bestaande beleid voor “onderzoek naar de mogelijkheden van een terugneembare berging“ van radioactief afval in de diepe ondergrond te willen voortzetten. Dit stelt de Minister van VROM eindelijk (onder andere door de val van Paars-II) als reactie op het CORA-rapport van februari 2001(!). In grote lijnen volgt men het twee hoofdlijnen-advies van de ILONA: verder onderzoek naar de technische aspecten en naar de ethische en maatschappelijke aspecten. De regering stelt dat het zwaartepunt van verder onderzoek zal moeten liggen op “in situ onderzoek in een daartoe geschikte ondergrondse laboratorium (URL).” Maar “de beperkte omvang van het Nederlandse kernenergieprogramma en de relatief geringe hoeveelheid radioactief afval die daaruit is voortgekomen, rechtvaardigt de aanleg van een eigen ondergronds laboratorium nauwelijks.” Daarom moet onderzoek internationaal zijn en “dergelijk onderzoek dient dan ook in een of meerdere van de in het buitenland gelegen URL’s plaats te vinden.” Het, verder niet ingevulde, onderzoeksprogramma zal 8 jaar duren en “vanaf 2006 zal het onderzoek zich concentreren op de experimentele fase in een ondergronds laboratorium.” Kosten worden begroot op totaal 5,4 miljoen euro.
RvS: Provincie mag geen opslag verbieden
De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigt het gedeelte uit het Provinciaal Omgevingsplan (POP) van de provincie Groningen dat opslag op of in de bodem van radioactief afval verbiedt. De belangrijkste overweging is: “De Afdeling stelt op grond van al het voorgaande vast dat met de Kernenergiewet wordt beoogd dat de beslissingen inzake onder meer de opslag van kernsplijtingsafval en (hoog-) radioactief afval op nationaal niveau worden genomen door de daarbij betrokken ministers.”
EC: ondergrondse opslag moet vanaf 2013 gerealiseerd worden
De Europese Commissie (EC) brengt een ontwerp-richtlijn over de opslag van radioactief afval uit. De Commissie wil dat de lidstaten uiterlijk in 2008 de vestigingsplaatsen voor hoog radioactief afval hebben vastgesteld. Uiterlijk tien jaar later, dus in 2018, moet het eerste vat met kernafval dan naar beneden gaan. De ondergrondse definitieve opslag van kort levend radioactief afval moet zelfs nog eerder gebeuren: zo'n opslagplaats moet uiterlijk 2013 in bedrijf komen. Het Europees Parlement is tegen die datum. In reactie hierop zegt ook het kabinet in maart dat het daar niet aan zal voldoen. “Wij voelen niets voor die plannen,” aldus staatssecretaris van milieu, Van Geel. In juni zal de Kamer Van Geel daarin unaniem steunen.
Provincies tegen opslag klei of zout
In april 2003 hebben de provincies Groningen, Fryslan, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland, Noord-Brabant en Limburg eensgezind de opslag van radioactief afval in zout of klei in een schrijven aan staatssecretaris Van Geel van Milieu afgewezen. Bij het debat in de Kamer zegt hij “enigszins verbaasd“ te zijn over de brief van de 8 provincies, want “Nederland gaat voorlopig uit van bovengrondse opslag“ en “voorlopig wordt nog acht jaar verder gestudeerd". De Kamer steunt Van Geel in het afwijzen van de Europese Unie richtlijn dat elk land binnen vijf jaar een locatie voor ondergrondse opslag van radioactief afval moet hebben en die in 2018 gerealiseerd moet hebben.
Vervolgonderzoek CORA
Van Geel deelt mee dat er een vervolgonderzoek CORA komt over terugneembare berging. Hij zegt dat hoewel Nederland uitgaat van langdurige bovengrondse opslag bij de Covra, de “druk vanuit de Europese Commissie op de lidstaten“ toeneemt om via “Europese regelgeving te komen tot nationale afvalbeheersplannen waarin een concreet tijdspad voor een definitieve oplossing is opgenomen.” Het vervolgonderzoek zal voornamelijk uitgevoerd worden door NRG en bestaan uit “verdieping van uitgevoerde studies (OPLA en CORA) en verificatie van de gebruikte modellen door empirisch onderzoek in een buitenlands ondergronds laboratorium.” Het eerste deel zal duren van 2004 tot 2006 en betaald worden uit het 6de EU Kaderprogramma. Vanaf 2006, zo deelt hij mee, zal het onderzoek “zich concentreren op de experimentele fase in een ondergronds laboratorium.” In totaal zal het onderzoek 8 jaar duren.
Energierapport "Nu voor later'
Minister Brinkhorst (EZ) publiceert ‘Nu voor later’ het Energierapport 2005, waarin kernenergie een bescheiden rol speelt (1,5 pagina), met als conclusies: meer energiebesparing, groter aandeel duurzame energie; meer innovatie en spreiding van energiebronnen zijn noodzakelijk. “Naast kolen is kernenergie in Europa van blijvende betekenis ter overbrugging naar een duurzame energiehuishouding. Bouw van nieuwe centrales in Nederland ligt om diverse redenen niet voor de hand.” “Maar gelet op de voorzieningszekerheid op langere termijn kan het kabinet een toename van het gebruik van kernenergie niet uitsluiten". En stelt heel duidelijk dat “het initiatief aan de marktpartijen“ is. Verder zal het nucleaire onderzoek op peil worden gehouden, omdat “het kabinet hecht aan het behoud van de bestaande nucleaire expertise.” Er worden “randvoorwaarden“ aangekondigd zodat “glashelder“ is waar “eventueel“ te bouwen kerncentrales in de toekomst aan moeten voldoen, waarbij de aandacht in het bijzonder uit gaat naar financiële zekerheid van de “afvalproblematiek en de nazorg.” Intussen wil de regering wel de zeggenschap over de bodem naar zich toetrekken. Zo staat het in de Mijnbouwwet. Maar het Noorden eist dat de Kamer dit tegenhoudt. Dit gebeurt in maart 2006.
Nu voor later. Energierapport 2005 [pdf]
EC houdt vast aan tijdschema ondergrondse opslag
Na veel kritiek op de EC richtlijn uit januari 2003 dat elk land in 2008 een locatie moet aanwijzen voor de ondergrondse opslag van kernafval, stelde de EC op 8 september 2004 voor dat elke lidstaat “de mogelijkheid moet bestuderen om de voorkeur te geven aan de oplossing van de diepe ondergrondse opslag.” Elke lidstaat moet - als er nog geen ondergrondse opslag is - in een tijdtabel aangeven wanneer een vergunning voor het onderzoek van de gekozen opslagplaats afgegeven zal worden én wanneer de vergunning voor het begin van de opslag verwacht wordt. In november 2005 laat de Europese Commissie weten aan dit plan vast te houden. Finland wil in de 2e helft van 2006 (wanneer het voorzitter is) dit plan weer oppakken en afronden. Er is echter nog steeds geen gekwalificeerde meerderheid voor een verplichtende richtlijn om deze kwestie te regelen (een aantal lidstaten wil dat niet via een richtlijn). Als het plan toch onveranderd aangenomen wordt, moet dus ook de Nederlandse regering weer gaan studeren op opslag in zoutkoepels en kleilagen. Ook kan er vanuit de EC grote druk komen om nu eindelijk eens over te gaan tot proefboringen in de zoutkoepels en ander onderzoek. Niet voor niets houden de plannen immers “een verplichte verhoging van de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanning terzake“ in.
Minister dreigt met ‘aanwijzing’ mogelijkheid opslag
Opnieuw dreigt de Rijksoverheid passages uit een provinciaal streekplan te vernietigen. In het Streekplan Fryslân van de provincie Friesland staat dat Friesland nimmer zal meewerken aan de bouw van een kerncentrale en ook dat de ondergrondse opslag van radioactief of chemisch afval taboe is (net als gaswinning onder de Waddenzee). Voor minister Winsemius (VROM) is het nu menens, schrijft hij: VROM legt al drie jaar uit dat het Streekplan in strijd is met het Rijksbeleid en spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat de provincie volhardt. Als laatste middel kan de minister besluiten om 'aanwijzingen' te geven, wat neerkomt op het overschrijven van de provinciale plannen. Friesland heeft nog nooit te maken gehad met het zware middel van een aanwijzing, maar de provinciale politiek ziet in de laatste waarschuwing geen aanleiding om de gevraagde aanpassingen alsnog te doen. Ook zo'n aanwijzing zal aan de Tweede Kamer moeten worden voorgelegd en, zo is de verwachting, die zal zich niet zomaar achter VROM scharen.