Na veel kritiek op de EC richtlijn uit januari 2003 dat elk land in 2008 een locatie moet aanwijzen voor de ondergrondse opslag van kernafval, stelde de EC op 8 september 2004 voor dat elke lidstaat “de mogelijkheid moet bestuderen om de voorkeur te geven aan de oplossing van de diepe ondergrondse opslag.” Elke lidstaat moet - als er nog geen ondergrondse opslag is - in een tijdtabel aangeven wanneer een vergunning voor het onderzoek van de gekozen opslagplaats afgegeven zal worden én wanneer de vergunning voor het begin van de opslag verwacht wordt. In november 2005 laat de Europese Commissie weten aan dit plan vast te houden. Finland wil in de 2e helft van 2006 (wanneer het voorzitter is) dit plan weer oppakken en afronden. Er is echter nog steeds geen gekwalificeerde meerderheid voor een verplichtende richtlijn om deze kwestie te regelen (een aantal lidstaten wil dat niet via een richtlijn). Als het plan toch onveranderd aangenomen wordt, moet dus ook de Nederlandse regering weer gaan studeren op opslag in zoutkoepels en kleilagen. Ook kan er vanuit de EC grote druk komen om nu eindelijk eens over te gaan tot proefboringen in de zoutkoepels en ander onderzoek. Niet voor niets houden de plannen immers “een verplichte verhoging van de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanning terzake“ in.