- Euratom:
- positie van Nederland in Euratom (en Europese Gemeenschap algemeen), maar vooral (financiering door) Euratom en Europese betrokkenheid in Nederland
Europese verrijkingsfabriek?
Vooruitlopend op de oprichting van Euratom, waarin een aantal Europese landen samen gaan werken op het gebied van kernenergie, wordt er in het ‘Syndicat d’Etudes pour la Construction de l’Usine Européenne de Séparation isotopique de l’Uranium’ gepraat over de gezamenlijke bouw van en verrijkingsfabriek. Frankrijk stelt voor een gasdiffusie verrijkingsfabriek te bouwen. Nederland stelt dat verrijking door middel van ultracentrifuge veel goedkoper kan zijn en stelt voor een beslissing over de bouw van de diffusiefabriek twee jaar uit te stellen om dat te onderzoeken. Het wordt daarin gesteund door West-Duitsland. Eind 1957 zijn alle landen, met uitzondering van Frankrijk, het met Nederland en Duitsland eens. Frankrijk bouwt vervolgens (samen met Italië) toch een gasdiffusiefabriek omdat men voor de productie van kernwapens niet van derden afhankelijk wil zijn. Een voorproefje van de (on)mogelijkheid om tot Europese kernenergieprojecten te besluiten.
Euratom-verdrag
Het Euratom verdrag treedt in werking, nadat op 25 maart 1957 in Rome de oprichting plaats heeft gevonden van de Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA, maar beter bekend als Euratom) door West-Duitsland, Frankrijk, Italië en de Benelux: “De Gemeenschap stelt zich ten taak, door het scheppen van de noodzakelijke voorwaarden, voor de snelle totstandkoming en de groei van de industrie op het gebied van kernenergie, bij te dragen tot de verhoging van de levensstandaard in de Lid-Staten en de ontwikkeling van de betrekkingen met andere landen” In het bijzonder het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) moet over aanzienlijke middelen kunnen beschikken. De Nederlandse bijdrage daaraan wordt geschat op 11 miljoen gulden per jaar.
Vanaf het begin zijn er twee stromingen aanwezig. Eén die de nationale programma’s voorrang verleent en Euratom vooral algemene steuntaken toebedeeld en één die bundeling van krachten benadrukt. Deze laatste stroming wordt voor de kleinere West-Europese landen versterkt door forse kostenstijgingen van hun nucleaire projecten. Euratom begint als genootschap met een sterk bureaucratische inslag. waaruit verstandshuwelijken voortvloeien op het gebied van onderzoek.
Link naar het Euratom-verdrag [pdf]
Geen uranium in Suriname en Nieuw Guinea
Euratom biedt haar eerste stand van zaken op het gebied van kernenergie in de Euratomlanden aan, aan het Europese Parlement. Het verslag “moet worden beschouwd als een eerste poging om een appreciatie te geven van de huidige toestand van de industrie op het gebied van de kernenergie in de Gemeenschap“. Over Nederland staat vermeld dat er “tot dusver zonder succes” prospecties (naar uranium) zijn verricht in Suriname en op Nieuw Guinea. Onbekend dan nog is dat Nederland al in 1945 alle thorium-voorraden heeft verkocht aan de VS en VK.
ITAL Europees onderzoeksinstituut
Door het ITAL in Wageningen wordt een samenwerkingscontract met Euratom getekend voor de duur van 20 jaar. ITAL wordt een Europees onderzoeksinstituut en 2/3 van de kosten (oa. van de BARN-reactor) worden door Euratom gedragen.
HFR wordt Euratom-reactor
Nederland tekent een overeenkomst met Euratom om de HFR over te dragen aan Euratom als GCO (Gemeenschappelijk Centrum Onderzoek). De reactor zal worden overgedragen zodra het reactorvat (dat afgekeurd is, maar waar de reactor wel mee zal worden opgestart) is vervangen en de goede werking van het nieuwe vat is aangetoond. Op grond van een civielrechtelijke overeenkomst met Euratom blijft RCN belast met de bedrijfsvoering van de reactor.
Defensie betaald reactoronderzoek
RCN tekent een 4-jarig associatiecontract met Euratom voor de uitvoering van het door RCN ontwikkelde NERO reactor concept. NERO (Nederlands Eerste reactor Ontwerp) is een drukwaterreactor voor scheepsaandrijving. NERO wordt de komende jaren bepalend voor de werkzaamheden van het RCN. Euratom betaald 40%, Defensie de andere 60%. Hiervoor moeten de statuten van RCN wel aangepast worden: het ontwerp wijkt namelijk af van wat voor civiel gebruik wenselijk is en het is onduidelijk of de zinsnede in de statuten “ten behoeve van vredesdoelen” alleen het maken van kernwapens uitsluit of alle werkzaamheden voor defensie-doeleinden.
HFR overgedragen aan Euratom
De HFR is op 25 april opnieuw kritisch geworden met het nieuwe reactorvat dat vanaf januari is gemonteerd. Als blijkt dat alles goed is verlopen wordt de HFR op 1 november overgedragen aan Euratom. Voor het bedrijfspersoneel verandert er niets, ze blijven gewoon in dienst van het RCN want die neemt de bedrijfsvoering op zich.
Bouw KSTR begint
Het onderzoek naar suspensiesplijtstof is zover gevorderd dat de zeer kleine nulenergie-reactor niet meer voldoende is, en op het terrein van de KEMA in Arnhem wordt met de bouw van de KSTR begonnen. Euratom is, zo blijkt tijdens een bestuursvergadering, fel tegen de start van de bouw totdat de problemen met de beschadiging van de splijtstofdeeltjes is opgelost. Ook ziet men de KSTR liever gebouwd in Petten en het intrekken van de financiële steun (40% van de bouwkosten) is niet denkbeeldig.
Contracten voor Dodewaard getekend
De contracten worden getekend voor de bouw van kerncentrale Dodewaard tussen de SEP en General Electric (GE) en tussen SEP en Euratom. Euratom betaald f 18 miljoen, de staat zal f 11,5 miljoen betalen plus f 5 miljoen belasting ‘restitutie’, de aandeelhouders/elektriteitsproductiebedrijven betalen f 42 miljoen en er wordt f 30 miljoen geleend. Dat is totaal f 106,5 miljoen. De GKN zelf schat later in een brochure bij de officiële opening (1969) de totale kosten (inclusief secundaire kosten zoals opleidingen) op f 140 miljoen.
Euratom stopt financiering KSTR
Euratom besluit aan het einde van het vijfjarenplan in 1967 haar financiële bijdrage aan het KEMA KSTR-project stop te zetten. Men wil wel verder onderzoek naar suspensies doen, maar niet de bouw van een reactor financieren. Aan de RCN wordt om extra financiële steun gevraagd. Door het wegvallen van de financiële steun van Euratom (40% van de bouwkosten) komen alle kosten voor rekening van de elektriciteitsbedrijven die dat doorberekenen aan de klanten. Tussen 1953 en 1968 wordt 0,03 (gulden)cent per kWh extra berekend (ongeveer 1% van de elektriciteitsprijs).