- Instituten:
- onderzoeksinstituten
- FOM/IKO/NIKHEF:
- kernenergiebetrokkenheid van deze organisaties
- Commissie:
- door de overheid ingestelde groep ‘experts’ voor het geven van advies hetzij structureel of eenmalig, hetzij lokaal of nationaal
Advies voor kernfysisch onderzoek
Op initiatief van de Leidse fysicus H.A. Kramers komt de ‘Commissie voor Atoomphysica’ (ook wel genoemd naar voorzitter Kramers) in Groningen voor het eerst bijeen. Op die eerste vergadering zijn nog maar vijf wetenschappers, die allemaal de beschikking hebben over het Smyth-rapport: Van Arkel, Koster, Gorter, Kramers en Sizoo. Belangrijkste discussie is of met het in Nederlandse bezit zijnde uraniumoxide een ‘atoomzuil’ (letterlijke vertaling van ‘pile’ uit het rapport Smyth), gebouwd zou kunnen worden. Vooral wordt besloten de regering te adviseren een nieuwe organisatie op te zetten voor de promotie van kernfysisch onderzoek. In de eerste vergadering wordt ook gemeld dat Philips ver is gevorderd met de bouw van een cyclotron.
Andere voornemens van de commissie: het door de Duitsers leeggeroofde laboratorium aan de Vrije Universiteit weer in Amsterdam op te bouwen, de deeltjesversneller in Utrecht af te maken en met de bouw van een versneller in Groningen te beginnen. Maar vooral ook om aan de VU een onderzoek te beginnen om het uraniumoxide te zuiveren.
'Inrichting van splijtingsoven'
FOM stelt een commissie in (genoemd naar) en onder leiding van Sizoo, ‘inzake de inrichting van een splijtingsoven in Nederland’ met als belangrijkste vraag of met het in Nederlands bezit zijnde uraniumoxide een reactor gebouwd kan worden. Duidelijk is dat het uranium in de vorm waarin het nu is, onbruikbaar is. G.J.Sizoo werkt bij de VU aan een methode om het te ‘zuiveren’
Advies voor internationale samenwerking
In de vergadering van de Raad van Bestuur van FOM brengt de Commissie Sizoo verslag uit en vindt dat Nederland, om niet achterop te raken, mee moet doen met kernfysica en de bouw van een ‘pile’. Citaat: “Hebben wij, die als deskundigen op natuurkundig gebied, weten welke mogelijkheden er voor de toekomstige Nederlandse levensstandaard op atoomkernphysisch gebied eventueel liggen, het recht deze gegevens te onthouden aan de niet deskundige regering en volk?” De middelen voor verder onderzoek zijn voldoende aanwezig: van de 5 miljoen gulden jaarlijks voor ZWO (Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek), waar FOM onder valt, gaat zeker 40% naar kernfysica.
Ondanks de aanbeveling van Sizoo besluit FOM dat de bouw van een kernreactor door Nederland voorlopig niet aan de orde is: de kosten zijn simpelweg te groot voor een klein land. Samenwerking met andere ‘kleine’ landen ligt meer op de weg en tijdens de besprekingen wordt meegedeeld dat Noorwegen de bouw van een eigen ‘pile’ overweegt.
Wet tot financiering en bouw kernreactor
De wet tot ‘financiering van de bouw en inrichting van een kernreactor in Nederland’ treedt in werking, nadat het door de Eerste Kamer is goedgekeurd (met alleen de CPN tegen). De ministers OK&W, EZ en Financiën dienden het wetsontwerp (voor een reactor en geen ‘reactorcentrum’) op 4 maart in.
De staat zal 50% financieren. Bij de behandeling in de Tweede Kamer op 14 juli stemt ook alleen de CPN tegen. Bij dat debat belooft de minister van OK&W na druk uit de Kamer dat er toch een aparte zelfstandige organisatie wordt opgezet voor bouw en bedrijf van de kernreactor, alhoewel een paar maanden daarvoor een door de ministers van OK&W, EZ en Financiën op 4 maart 1953 geïnstalleerde Adviescommissie voor Kernfysica (de commissie Kluyver) geadviseerd heeft het bij FOM te laten. De Commissie moet adviseren over de rol van de FOM nu kernonderzoek steeds meer toegepaste wetenschap wordt en dat buiten de taak van FOM (fundamenteel onderzoek) zal gaan vallen. Het belangrijkste advies is dat er geen aparte stichting moet komen waarin het reactorproject zou moeten worden ondergebracht; dat moet bij FOM blijven. Op 31 mei gaat de ministerraad akkoord met dit voorstel. Het blijkt een Pyrrus-overwinning van FOM te zijn.
Vooral de PvdA wil dat de regering “het heft in handen houdt“. De Kamer weet op dat moment nog niet precies welk ontwerp er bedoeld wordt: Er wordt namelijk onderzoek gedaan naar 3 ontwerpen, allen gebaseerd op natuurlijk uranium en zwaarwater. Totale kosten van het reactorcentrum worden op f 28 miljoen geschat. Voor 1954 wordt door de regering een bedrag uitgetrokken van maximaal f 8,5 miljoen en voor de 2 jaren daarna samen f 5,5 miljoen, mits de industrie een zelfde bedrag betaalt. De helft daarvan wordt echter betaald door de KEMA, dat wil zeggen, de elektriciteitsbedrijven, dat wil zeggen, de ‘consument’. Een groot aantal bedrijven betalen samen dus een kwart.