Eerste Kamerdebat Kalkar
Naar aanleiding van de net uitgebrachte ‘Nota inzake het kernenergiebeleid’ waarin staat dat de Nederlandse deelname aan Kalkar 15% zal zijn, vindt er een Kamerdebat plaats. Afgezien van een enkele Kamervraag in 1968 is dit de eerste keer dat Kalkar genoemd wordt in de Kamer. Maar het debat gaat vooral over (het voorstel voor) de financiering van de kweekreactor en nauwelijks over de fundamentele vraag of er wel deelgenomen moet worden. Een dergelijk debat heeft nooit plaatsgevonden. Er valt nu ook niet veel meer te debatteren, want de ministerraad heeft ook al op 4 februari de beslissing genomen door te gaan met Kalkar, op 7 maart hebben de regeringscommissies van de drie landen dit ondertekent en op 23 maart is de bouwopdracht zelfs al verleend. Van Aardenne (minister EZ) zegt in 1983 over de volkenrechtelijke verplichtingen en besluitvorming over deelname: “Indertijd is het wat rommelig verlopen. Er is een hele tijd onderhandeld en er zijn steeds verder verplichtingen aangegaan. De Kamer werd hiermee geconfronteerd bij de wet snelle kweekreactor. Deze zaak zat impliciet in deze wet, maar het was natuurlijk beter geweest als dit alles expliciet was uitgesproken”.
Het argument dat men moeilijk meer terug kan is bij dit eerste debat al redelijk doorslaggevend. Dat was eigenlijk ook al zo in 1968, toen men zei dat men niet onder het kweekreactor-ontwikkelingsproject uit zou kunnen zonder diplomatiek gezichtsverlies.
Kernenergienota: in 2000 50% van elektriciteit uit kernenergie
Vier ministers bieden de 'Nota inzake het kernenergiebeleid’ aan. Uitgangspunt van de Nota (bekend als de nota Langman, genoemd naar de minister van EZ) is dat de overheid ten aanzien van kernenergie een stimulerende en ondersteunende taak heeft, “uiteraard binnen de grenzen van de financiële mogelijkheden.“ Belangrijkste middelen die ten dienste staan van de overheid om dat beleid te realiseren zijn het RCN en het Nucleair Ontwikkelingsfonds. Uit een overzicht blijkt dat vanaf 1955 er ongeveer f 1.3 miljard uitgegeven is (incl. internationale samenwerking) en “thans f 180 miljoen p/j.“
In Hoofdstuk II, ‘De plaats van de kernenergie in het nationale energiebeleid’ gaat de regering er van uit dat het totaal opgesteld elektrisch vermogen in 2000 acht keer zo groot is dan in 1970 en dat kernenergie daarvan de helft (35.000 MW!) voor haar rekening zal nemen. Ter vergelijking, in 2000 was het totaal opgestelde elektrisch vermogen –inclusief WKK- ongeveer 19.000MWe.
Na de Kernenergienota uit 1957, hebben de dalende olieprijzen en de grote beschikbaarheid de commerciële invoering van kernenergie 25 jaar vertraagd, maar nu de olieprijzen sterk stijgen, is het te verwachten “dat reeds in dit decennium het verlenen van opdrachten voor de bouw van kernenergiecentrales ook in Nederland in grotere omvang zal plaatsvinden dan tot voor kort werd verwacht.“
De Nota gaat ook dieper in op de deelname in Kalkar, zegt dat die 15% zal zijn, en “dat de financiering geheel uit een heffing in de energiesector zal komen, omdat door de sterk gestegen kosten voortzetting van de deelneming alleen mogelijk is door middel van een bijzondere financieringsregeling.“
Verder wordt meegedeeld dat de reactor op de universiteit van Eindhoven (ATHENE) uiterlijk mei 1973 gesloten moet worden. Er ligt al lang een advies van de WRK voor sluiting. Argumenten voor de minister zijn de kosten in relatie tot het geringe animo om van de reactor gebruik te maken.
In mei in het debat vindt de vaste Kamercommissie voor de Kernenergie dat er in de Nota onvoldoende aandacht besteed wordt aan de veiligheid rond kernreactoren en aan de gevolgen van kernenergie voor het milieu.
Regering besluit tot deelname Kalkar
In de ministerraadsvergadering gaat de regering akkoord met de bouw van een prototype snelle kweekreactor; de SNR-300 bij Kalkar. Op 7 maart besluiten de regeringscommissies van Nederland, West-Duitsland, België (en Luxemburg) dat ook gezamenlijk. Dit is het vervolg op de overeenkomst uit 1967 voor de ontwikkeling van een kweekreactor. Zonder dat de Kamer er over gepraat heeft wordt door de SBK de bouwopdracht voor Kalkar op 23 maart verleend.
8500 bezwaarschriften tegen Kalkarvergunning
De SBK (Schnell Brüter Kernkraftswerkgesellschaft) vraagt een vergunning aan voor de bouw van een snelle kweekreactor. Op 30 december 1971 is bekend geworden dat die in Kalkar (net over de grens bij Nijmegen) gebouwd moet gaan worden. Op 20 januari is er een eerste grote protestbijeenkomst in het dorpscafé tegen de bouw. In totaal dienen 8500 mensen uit de regio een bezwaarschrift in. Op de eerste tekeningen is er nog geen koeltoren gepland, maar omdat de thermische verontreiniging van de Rijn een van de belangrijke argumenten van de ontluikende kritische beweging tegen kernenergie is, wordt in 1972 besloten een koeltoren toe te voegen.
Kweekreactor bij Weisweiler?
Vergunningaanvraag voor de bouw van een snelle kweekreactor (waarin Nederland deel gaat nemen) in Weisweiler. Deze locatie wordt om verschillende redenen, maar o.a. door de nabijheid van de stad Aken, door de Veiligheidscommissie die de regering adviseert eind juli afgewezen. Dit levert een verdere vertraging op omdat men op zoek moet naar een nieuwe lokatie.
Proefopstelling natriumkoeling
De eerste paal wordt geslagen van een 50MWth natriumkoelcircuit bij Stork in Hengelo ten behoeve van het onderzoek over natriumkoeling in kweekreactoren (en spoedig specifiek voor Kalkar). Met de bouw is ruim 2 jaar en een bedrag van ruim 50 miljoen gulden gemoeid. De installatie wordt gebouwd door Neratoom en zal tot eind zeventiger jaren onderzoek doen ten behoeve van Kalkar.
Intentieverklaring ontwikkeling kweekreactortechnologie
Het Kabinet De Jong gaat akkoord met Grundsatzerklärung, een soort intentieverklaring over samenwerking met de Duitsers in de snellekweekreactortechnologie, en volgt daarmee het IRK-advies op om “een aanmerkelijke bijdrage te geven ter bestrijding van bedoelde ontwikkelingskosten.“ België en later ook Luxemburg treden ook toe tot het kweekreactorproject. Voor de eventuele bouw van een prototype kweekreactor (die, zo hoopt men, in 1970 kan beginnen) moet dan nog weer een aparte beslissingen genomen worden. Over de precieze invulling van die samenwerking wordt achter de schermen nog onderhandeld. De week daarvoor had de minister van EZ (De Block) een telefoontje gehad waaruit de verwachting bleek dat “snelle reactoren pas 1990 a 2000 van de grond zouden komen“. “Dit was een novum“ schrijft hij aan z’n hoogste ambtenaar. De Block werd aangeraden “ernstig te overwegen of wij nu wel met de snelle reactoren zouden meedoen”.
Geen verdere financiering NERO
De nieuwe minister van EZ, KVP’er De Block besluit prioriteit te geven aan het kweekreactor onderzoek en het NERO project niet verder te financieren. RCN schikt zich daarin en cancelled in het driejarenplan 1968-1970 de eigen reactorontwikkeling. Een definitief besluit over NERO wordt nog tot 1969 uitgesteld.
De aandacht van het RCN gaat vervolgens volledig naar het onderzoek naar kweekreactoren. In totaal is er f 105 miljoen aan onderzoek naar de scheepsreactor uitgegeven. Ook aan het gebruik van KRITO komt hierdoor een einde. De KRITO-installatie wordt omgebouwd tot STEK, het snel-thermisch gekoppelde experiment in KRITO, voor onderzoek naar snelle kweekreactoren. Deze wordt op 22 mei 1969 voor het eerst kritisch.
Brief over terugtrekking uit kweekreactorproject
Het overgangskabinet Zijlstra (na het aftreden van Kabinet Cals met als taak vervroegde verkiezingen uit te schrijven) besluit af te zien van deelname in het kweekreactorproject. De hoogste ambtenaar, de directeur-generaal van EZ schrijft: “Door mijn minister is in overleg met de minister van Financiën, tevens minister-president, besloten geen fondsen voor de samenwerking ter beschikking te stellen.“ De brieven naar de Belgische en Duitse regering worden geschreven maar iemand op het ministerie besluit ze niet te versturen. Het kort daarna aangetreden kabinet De Jong besluit de beslissing te herzien. De brieven komen pas in 2007 boven tafel tijdens onderzoek naar Kalkar.
Samenwerking ontwikkeling kweekreactortechnologie
In Duitsland is op 1 april 1960 in Karlsruhe de Projektgruppe Schnelle Brüter opgericht. De planning is dat er na 3 jaar een ontwerp moet liggen voor een prototype snelle kweekreactor, en de kosten worden geschat op 200 miljoen DM. In Bad Godesberg komen in mei 1966 hoge ambtenaren uit België, Duitsland en Nederland bij elkaar. Op deze ‘informele’ bijeenkomst wordt voor het eerst gepraat over de oprichting van een internationaal samenwerkingsverband en de toekomst van kweekreactoren. Duitsland wil liever niet te veel invloed van Euratom (lees Frankrijk) en wil een gezamenlijk project van de drie landen. Dit resulteert in een serie gesprekken en uiteindelijk ook de deelname van Nederland.
Het begrip ‘snel’ komt van de neutronen in de kern die niet afgeremd worden. Bij thermische kweekreactoren worden de neutronen (net als in een ‘gewone’ kerncentrale) wel afgeremd.