- Verrijking:
- onderzoek naar en ontwikkeling van verrijking (tot 1969, daarna zie: Urenco/UCN)
- Buitenlands beleid:
- regeringspolitiek ten opzichte van kernenergie(-beleid, -objecten) buiten Nederland; ook beleid in internationale gremia en verdragen
Vergunning voor Duitse verrijkingsfabriek in Almelo
Het ministerie van EZ geeft de vergunning in het kader van de Kernenergiewet af voor de bouw van de Duitse verrijkingsfabriek in Almelo (de SP2). Duitsland mag volgens het naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog getekende Verdrag van Parijs niet zelf uranium verrijken om te voorkomen dat men zou kunnen komen te beschikken over kernwapens. Omdat men een van de drie partners in Urenco is, bouwt men nu een verrijkingsfabriek in Almelo. Bij de hoorzitting voor de vergunning zijn er ongeveer 25 bezwaarschriften, vooral over de ‘alibi’ functie die de fabriek voor Duitsland heeft om toch ‘atomwaffen-faehiges material’ te verkrijgen, maar ook over kernenergie algemeen. De bouw is al in mei 1971 begonnen.
Eerste deel Duitse SP2-fabriek in Almelo in bedrijf
In Almelo wordt het eerste deel van de Duitse proeffabriek, de SP2, in bedrijf genomen. De aandeelhouders zijn: UCN en Uranit elk 49%, BNFL 2%. De capaciteit is nu ongeveer 5 ton swu/jaar en de fabriek wordt uitgebreid tot 25 ton per jaar die in de herfst van 1975 moet zijn voltooid. Volgens UCN-plannen gepresenteerd in september, moet zowel in Almelo als in Capenhurst voor 1976 demonstratiefabrieken gereed zijn met elk een productie van 200 ton verrijkt uranium per jaar. In 1980 moet die capaciteit, volgens die plannen, voor elke fabriek zijn uitgebreid tot 1000 ton per jaar. De optimistische plannen zijn ontstaan omdat de Verenigde Staten hun voorwaarden voor de levering van verrijkt uranium flink hebben aangescherpt, zowel qua prijs als wat leveringsvoorwaarden betreft.
Vergunning Duits-Nederlandse 200-tons fabriek
Minister Lubbers geeft vergunning voor de bouw van de gezamenlijke Duits-Nederlandse 200 SWU-verrijkingsfabriek, de SP3. De vergunning is al op 14 december ’73 aangevraagd, maar pas op 1 februari bekend geworden. De uitbreiding (met centrifuges van Duitse makelij) moet volgens de huidige planning in 1977 zijn voltooid. Dan moet ook het huidige stadium van de proeffabriek (25 ton) eindigen. In maart werd onder leiding van een elf leden tellende commissie de bezwaren tegen de voorgenomen bouw in behandeling genomen. Een belangrijk punt van kritiek was het ontbreken van voldoende duidelijke informatie. De milieufunctionaris van de Stedenband verklaarde dat hij pas drie dagen van te voren op de hoogte werd gesteld van de plannen van Urenco en het veiligheidsrapport. Het Waterschap maakt bezwaar tegen de fluorlozingen die in de vergunning worden toegestaan.
Verrijkt Urenco uranium uit Namibië?
Een nieuwe affaire voor Urenco in de maak. In antwoord op vragen van D’66-Kamerlid mevrouw Lambers-Hacquebard verklaart minister Lubbers dat hij “uit bedrijfseconomische overwegingen de herkomst van door de NV Samenwerkende Elektriciteits Produktiebedrijven (SEP) aangekocht uranium niet te kunnen meedelen.“ Wel zegt dat “noch direct noch indirect uranium uit Zuid-Afrika of Namibië wordt betrokken.“ Maar de vragen gingen vooral over of Urenco uranium verwerkt uit apartheidstaat Zuid-Afrika of (het door Zuid-Afrika bezette) Namibië. Lubbers laat daar niets over los, het is ‘loonverrijking’ en de regering kan aan de afspraken daarover “geen bevoegdheden ontlenen om de herkomst van het ter verrijking aangeboden materiaal te doen nagaan.“
Urenco verrijkt uranium uit het bezette Namibië
Het weekblad De Groene Amsterdammer komt met de volgende affaire rond Urenco. De Anti-Apartheids beweging onderbouwd haar bewering dat Urenco in ‘Almelo’ door Zuid-Afrika gestolen uranium uit Namibië verrijkt. Daarmee overtreedt Urenco het in 1974 aangenomen decreet Nr. 1 van de VN Raad van Namibië. Dat decreet verbiedt de exploitatie, handel, vervoer, bewerking en gebruik van grondstoffen uit het door Zuid-Afrika bezette land. Uit aankoopcontracten van de Urenco klanten blijkt dat een groot gedeelte van het uranium dat in de jaren ‘80 in Almelo verrijkt zal worden, uit de Rössingmijn uit Namibië afkomstig is.
In maart 1979 verklaart Van Aardenne dat de invoer uit Namibië onwettig is, maar zegt ook dat Nederland zelf geen Namibisch uranium invoert. Hij heeft “het niet zinvol geacht“ om het Verdrag van Almelo te veranderen om te voorkomen dat de Urenco partners dit uranium door Urenco laten verrijken.
Akkoord met bouw verrijkingsfabriek in Duitsland
De regering verklaart in een vertrouwelijk commissieoverleg (en op 2-2-79 aan de Kamer) akkoord te zijn met de bouw van een Urenco verrijkingsfabriek in Gronau, West-Duitsland. Ook is afgesproken dat Urenco uitbreidt tot 2000 ton (waarvan 600 in Almelo) en is er bijna overeenkomst over verlenging van het Verdrag van Almelo tot 1991. De minister van EZ (Van Aardenne) beroept zich bij de beslissingen op op vergaderingen van het Urenco Joint Committee uit september 1974 en ‘77. Daar is overeengekomen dat als Urenco een capaciteit van 2000 ton bereikt, dan automatisch toestemming gegeven wordt aan Duitsland om een eigen verrijkingsfabriek te bouwen. De kamer (en die niet alleen) is verbijsterd; Van Aardenne had in het debat van januari 1978 volgehouden dat bouw in Duitsland juist door het uitbreiden van de fabriek in Almelo verhinderd kon worden. Nu blijkt die capaciteitsuitbreiding reden te zijn voor toestemming aan West-Duitsland! Ook over het feit dat verdragsverlenging nog steeds niet zeker is, valt de Kamer: dat was immers een voorwaarde voor toestemming tot uitbreiding. Van der Klaauw (BuZA) verklaart in januari dat hij hoopt dat er eind 1981 een verdrag met Brazilië is over de voorwaarden voor levering.
De plannen voor de eigen Duitse verrijkingsfabriek zijn al vanaf begin 1976 door de Duitse Urenco-partner Uranit uitgewerkt en als het zo uit kwam, gebruikt als pressiemiddel om de gewenste besluiten genomen te krijgen. Al in februari 1976 deelt Van Aardenne mee in principe akkoord te zijn met een dergelijke fabriek, maar Nederland laat eind 1977 nog weten er van uit te gaan dat de bouw ervan voorlopig nog niet zal plaatsvinden. Op 10 maart ‘78 wordt er door Uranit een eerste vergunningsaanvraag gedaan voor de bouw in Gronau, hoewel lang Lingen favoriet leek. Bouwbegin wordt in 1980 verwacht.
VN Hearing over Urenco en uranium uit Namibië
In het VN-hoofdkantoor in New York vindt een hearing plaats over Namibisch uranium en het feit dat Urenco (in Almelo) dat verrijkt. Dat is in strijd met Decreet nr.1 van de VN Raad van Namibië. Hoewel dat decreet niet bindend is, heeft Nederland het (in tegenstelling tot veel andere landen), vrijwillig aanvaard. Maar zoals vaker is er op geen enkele manier actie ondernomen om die principiële stellingname ook praktische inhoud te geven; niet via vervoersbeperkingen, niet via Urenco, niet via Euratom (die ook het recht heeft te bepalen welke ‘geografische oorsprong’ de te leveren goederen hebben). Nederland heeft nu ook officieel laten weten het niet haar taak te vinden het decreet “te effectueren“ en zegt daarmee feitelijk: de VN zoekt het maar uit! Urenco (en de regering) verdedigd zich met de verklaring dat ze niet kan weten waar het uranium vandaan komt; het wordt geleverd door hun klanten; ze zijn op geen enkel moment eigenaar en verrijken het alleen maar. “Heling“ noemt de VN het en kondigt een proces tegen Urenco en de Nederlandse staat aan, dat echter pas jaren later, als het vrijwel geen zin meer heeft, plaats zal vinden.
Mogelijke samenwerking Urenco met Australië
De ministers Terlouw (EZ) en Van Agt (BuZa) delen de Kamer officieel mee dat Australië heeft besloten, dat, als ze een eigen verrijkingsindustrie gaan opzetten, ze kiezen voor de Urenco-technologie. “Bij die keuze hebben economische, technische en commerciële factoren de doorslag gegeven.“ Australië wil haar enorme uraniumvoorraden zelf verrijken en op de wereldmarkt aanbieden. De mogelijke samenwerking met Australië wordt algemeen gezien als de redding voor Urenco. In het overdrachtsdossier aan z’n opvolger, zegt de minister van BuZa, dat een keus van Australië voor een van Urenco’s concurrenten, ‘dodelijk’ zou zijn geweest voor het consortium. Hoewel de woordkeus later een ‘misverstand;’ wordt genoemd, maakt het de wankele positie wel duidelijk: de fabriek in Almelo lijdt nog steeds verlies, wordt wel uitgebreid terwijl de verrijkingsmarkt instort. Anderen zien juist gevaren in de verspreiding van de verrijkingstechnologie. In november 1983 beslist de nieuwe Australische regering dat het onderzoek naar een eigen verrijkingsindustrie definitief stopgezet wordt.
In 2007, als er opnieuw een haalbaarheidsstudie naar een eigen verrijkingsindustrie wordt aangekondigd, blijkt dat dat echter niet is gebeurd; wetenschappers in het nucleaire onderzoekscentrum Lucas Heights hebben besloten “in het lands belang“ door te gaan met onderzoek.
In 1983 wordt wel bekend dat Urenco haar positie op de verrijkingsmarkt heeft vergroot; de omzet in 1982 is ruim verdubbelt en er wordt verwacht dat het bedrijf in de komende jaren uit de rode jaarcijfers komt.
VN-resolutie eist stoppen met verrijken Namibisch uranium
De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties neemt in de week voor Kerst een motie aan waarin Nederland, West-Duitsland en Engeland gevraagd worden het Urenco-verdrag zo te veranderen dat geen uit het door Zuid-Afrika bezette Namibië afkomstig uranium meer wordt verwerkt. De resolutie wordt aangenomen met nul tegenstemmen en 23 onthoudingen, waaronder de drie Urenco-landen. Nederland zegt steeds dat ze tegen gebruik van het Namibisch uranium is, maar geen mogelijkheden ziet dat te voorkomen: het uranium dat in Almelo verrijkt wordt is eigendom van de klanten en oorsprong is niet te achterhalen. ‘Heling’ wordt het door onder andere de VN Raad voor Namibië genoemd: natuurlijk is het mogelijk eisen te stellen aan klanten over herkomst van uranium. Een resolutie van gelijke strekking een jaar later wordt opnieuw genegeerd door de regering en dat wordt in maart 1984 gesteund door een meerderheid (CDA/VVD) in de Kamer. Het zal nog lang blijven spelen.
Khan wegens vormfout vrijgesproken van atoomspionage
Nadat Khan in eerste instantie op 14 november 1983 bij verstek tot 4 jaar cel wordt veroordeeld wegens de poging geheime gegevens over centrifugetechnologie te bemachtigen, wordt hij nu in hoger beroep wegens een vormfout vrijgesproken: het is onduidelijk of hij de dagvaarding heeft ontvangen. Het OM beslist in juni 1986, dat hij niet opnieuw vervolgd gaat worden; de feiten zijn te lang geleden en daarom verliest een nieuwe strafvervolging “opportuniteit.“ Hij wordt wel tot persona non grata veroordeeld, maar blijft ook daarna Nederland clandestien bezoeken en krijgt ook minstens 3 keer officieel ‘op humanitaire gronden’ toestemming om Nederland te bezoeken. Zo wordt hij in december 1988 aangehouden en het land uitgezet.
Ondertussen zijn Van Doorne’s Transmissie en FDO in respectievelijk september en november 1984 vrijgesproken. In september 1987 komt FDO opnieuw onder vuur als bekend wordt dat 2 Tsjechische stagiaires vanaf 1968 ook toegang gehad kunnen hebben tot al het geheime ultracentrifuge onderzoek. Op 2 juli 1985 wordt Khan’s Nederlandse zakenpartner en vriend Slebos tot 12 maanden cel veroordeelt wegens illegale uitvoer en hulp aan het Pakistaanse atoomprogramma.