- Instituten:
- onderzoeksinstituten
- Strafrecht:
- Juridische procedures: strafrecht-processen of kort geding
Geen gerechtelijk onderzoek begraven KEMA-afval
Eindelijk stuurt minster Ginjaar (V&M) de langverwachte notitie naar de Kamer over het radioactief afval op het KEMA-terrein. Hoewel er volgens de minister geen dringende redenen zijn het afval te verwijderen, doet het algemeen milieuhygiënisch beleid, namelijk het beperken van het aantal stortplaatsen van afval, hem toch besluiten dat het “ongewenst“ is “dat de begraafplaats van afval op het terrein van de KEMA blijft bestaan”. De KEMA beloofd nog voor het einde van het jaar een opgraafplan te hebben en schat de kosten van het opgraven tussen de half en 1 miljoen gulden. De gemeente (Arnhem) spreekt zich vervolgens uit voor een gerechtelijk onderzoek naar de handelswijze van de KEMA en vraagt vervolgens de Minister zo’n (voor)onderzoek in te stellen. Pas op 15 oktober komt er (na aandringen) een reactie van de minister: er komt geen gerechtelijk onderzoek. Ook de Officier van Justitie beslist in februari 1981 dat er geen gerechtelijk onderzoek komt: opzet is niet bewezen en de overtredingen zijn verjaard.
Begraven KEMA-afval in strijd met toen-geldende regels
De minister antwoordt op nadere vragen dat het begraven van verrijkt uranium op het KEMA-terrein in strijd was met de toen geldende interne voorschriften en regels van de KEMA, en het OM heeft ook geconstateerd dat door het begraven overtredingen van de Kernenergiewet hebben plaatsgevonden, maar strafvervolging is niet mogelijk door verjaring van de overtredingen. Hiermee is voor regering en KEMA de kous af.
Toch zijn er nog steeds wat opmerkelijke kanten, zo blijkt uit een persbericht van de ‘Vrienden van de KEMA’: belastende vondsten zijn niet doorgegeven aan de officier van justitie en de radium-vondst en de gevonden zak met 77 x de toegestane stralingsdosis zijn uit het verhaal van de minister verdwenen.
Kabinet voorkomt vervolging eigenaar HFR
Euratom, de eigenaar van de HFR in Petten, is door de regering behoed van strafvervolging voor het op grote schaal overtreden van milieuwetgeving. Dit blijkt uit interne documenten van het Ministerie van Justitie waarover De Volkskrant publiceert. Na een grootscheepse politie-inval in Petten in september 2003 werd er gesproken over 'Oost-Europese' toestanden met betrekking tot naleving van de wetgeving. Het OM wil Euratom graag vervolgen, maar Euratom is een onderdeel van de Europese Commissie en Buitenlandse Zaken vreest een diplomatiek conflict. Het OM is gedwongen de strafzaak tegen Euratom te laten vallen, nadat minister Bot (BuZa) persoonlijk verklaarde dat Euratom ('net als ambassadeurs') over immuniteit beschikt en niet strafrechtelijk vervolgd kan worden.
Drie andere bedrijven op het terrein (ECN zelf, NRG en Mallinkcrodt) zullen wel aangeklaagd worden, maar gaan zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel, waardoor een aantal aanklachten ws. zullen vervallen meldt de krant. Het OM spreekt nu van een 'vrijplaats' en van een schandaal dat Euratom in Nederland niet vervolgd kan worden.
Een paar dagen later doet Greenpeace aangifte tegen Euratom en wil vervolging: “Ook Euratom moet zich aan de Nederlandse milieuregels houden, en wanneer dat niet gebeurt moet ook Euratom daarvoor worden gestraft,” schrijft ze in haar persbericht. “Structurele verbeteringen zijn alleen mogelijk door alle bedrijven direct verantwoordelijk te stellen voor milieuovertredingen.“
Boetes voor bedrijven in Petten
Drie bedrijven in Petten (Mallinckrodt, ECN en NRG) zijn door de rechtbank in Alkmaar veroordeeld tot een boete van 25.000 euro wegens een groot aantal milieu overtredingen. Zo bleken bij in inval in september 2003 gevaarlijke stoffen, waaronder ook radioactief materiaal, onveilig opgeslagen, waren er opslagruimtes zonder vloeistofdichte vloer, ruimtes met gevaarlijke stoffen die vrij toegankelijk waren en chemicaliën die niet gescheiden werden bewaard. Er was 1 miljoen euro boete geëist, waarvan de helft voorwaardelijk. Onder andere de negatieve publiciteit rond de affaire was voor de rechtbank een reden tot strafverlaging.