- Internationale projecten:
- Nederland als deelnemer in internationale kernenergieobjecten (voor verdragen etc. zie: Buitenlands beleid)
- Kalkar:
- (discussie over) Nederlandse deelname aan het Duitse kweekreactorproject. Ook toen de locatie Kalkar nog niet was gekozen
Kweekreactor bij Weisweiler?
Vergunningaanvraag voor de bouw van een snelle kweekreactor (waarin Nederland deel gaat nemen) in Weisweiler. Deze locatie wordt om verschillende redenen, maar o.a. door de nabijheid van de stad Aken, door de Veiligheidscommissie die de regering adviseert eind juli afgewezen. Dit levert een verdere vertraging op omdat men op zoek moet naar een nieuwe lokatie.
8500 bezwaarschriften tegen Kalkarvergunning
De SBK (Schnell Brüter Kernkraftswerkgesellschaft) vraagt een vergunning aan voor de bouw van een snelle kweekreactor. Op 30 december 1971 is bekend geworden dat die in Kalkar (net over de grens bij Nijmegen) gebouwd moet gaan worden. Op 20 januari is er een eerste grote protestbijeenkomst in het dorpscafé tegen de bouw. In totaal dienen 8500 mensen uit de regio een bezwaarschrift in. Op de eerste tekeningen is er nog geen koeltoren gepland, maar omdat de thermische verontreiniging van de Rijn een van de belangrijke argumenten van de ontluikende kritische beweging tegen kernenergie is, wordt in 1972 besloten een koeltoren toe te voegen.
Regering besluit tot deelname Kalkar
In de ministerraadsvergadering gaat de regering akkoord met de bouw van een prototype snelle kweekreactor; de SNR-300 bij Kalkar. Op 7 maart besluiten de regeringscommissies van Nederland, West-Duitsland, België (en Luxemburg) dat ook gezamenlijk. Dit is het vervolg op de overeenkomst uit 1967 voor de ontwikkeling van een kweekreactor. Zonder dat de Kamer er over gepraat heeft wordt door de SBK de bouwopdracht voor Kalkar op 23 maart verleend.
Kernenergienota: in 2000 50% van elektriciteit uit kernenergie
Vier ministers bieden de 'Nota inzake het kernenergiebeleid’ aan. Uitgangspunt van de Nota (bekend als de nota Langman, genoemd naar de minister van EZ) is dat de overheid ten aanzien van kernenergie een stimulerende en ondersteunende taak heeft, “uiteraard binnen de grenzen van de financiële mogelijkheden.“ Belangrijkste middelen die ten dienste staan van de overheid om dat beleid te realiseren zijn het RCN en het Nucleair Ontwikkelingsfonds. Uit een overzicht blijkt dat vanaf 1955 er ongeveer f 1.3 miljard uitgegeven is (incl. internationale samenwerking) en “thans f 180 miljoen p/j.“
In Hoofdstuk II, ‘De plaats van de kernenergie in het nationale energiebeleid’ gaat de regering er van uit dat het totaal opgesteld elektrisch vermogen in 2000 acht keer zo groot is dan in 1970 en dat kernenergie daarvan de helft (35.000 MW!) voor haar rekening zal nemen. Ter vergelijking, in 2000 was het totaal opgestelde elektrisch vermogen –inclusief WKK- ongeveer 19.000MWe.
Na de Kernenergienota uit 1957, hebben de dalende olieprijzen en de grote beschikbaarheid de commerciële invoering van kernenergie 25 jaar vertraagd, maar nu de olieprijzen sterk stijgen, is het te verwachten “dat reeds in dit decennium het verlenen van opdrachten voor de bouw van kernenergiecentrales ook in Nederland in grotere omvang zal plaatsvinden dan tot voor kort werd verwacht.“
De Nota gaat ook dieper in op de deelname in Kalkar, zegt dat die 15% zal zijn, en “dat de financiering geheel uit een heffing in de energiesector zal komen, omdat door de sterk gestegen kosten voortzetting van de deelneming alleen mogelijk is door middel van een bijzondere financieringsregeling.“
Verder wordt meegedeeld dat de reactor op de universiteit van Eindhoven (ATHENE) uiterlijk mei 1973 gesloten moet worden. Er ligt al lang een advies van de WRK voor sluiting. Argumenten voor de minister zijn de kosten in relatie tot het geringe animo om van de reactor gebruik te maken.
In mei in het debat vindt de vaste Kamercommissie voor de Kernenergie dat er in de Nota onvoldoende aandacht besteed wordt aan de veiligheid rond kernreactoren en aan de gevolgen van kernenergie voor het milieu.
Eerste Kamerdebat Kalkar
Naar aanleiding van de net uitgebrachte ‘Nota inzake het kernenergiebeleid’ waarin staat dat de Nederlandse deelname aan Kalkar 15% zal zijn, vindt er een Kamerdebat plaats. Afgezien van een enkele Kamervraag in 1968 is dit de eerste keer dat Kalkar genoemd wordt in de Kamer. Maar het debat gaat vooral over (het voorstel voor) de financiering van de kweekreactor en nauwelijks over de fundamentele vraag of er wel deelgenomen moet worden. Een dergelijk debat heeft nooit plaatsgevonden. Er valt nu ook niet veel meer te debatteren, want de ministerraad heeft ook al op 4 februari de beslissing genomen door te gaan met Kalkar, op 7 maart hebben de regeringscommissies van de drie landen dit ondertekent en op 23 maart is de bouwopdracht zelfs al verleend. Van Aardenne (minister EZ) zegt in 1983 over de volkenrechtelijke verplichtingen en besluitvorming over deelname: “Indertijd is het wat rommelig verlopen. Er is een hele tijd onderhandeld en er zijn steeds verder verplichtingen aangegaan. De Kamer werd hiermee geconfronteerd bij de wet snelle kweekreactor. Deze zaak zat impliciet in deze wet, maar het was natuurlijk beter geweest als dit alles expliciet was uitgesproken”.
Het argument dat men moeilijk meer terug kan is bij dit eerste debat al redelijk doorslaggevend. Dat was eigenlijk ook al zo in 1968, toen men zei dat men niet onder het kweekreactor-ontwikkelingsproject uit zou kunnen zonder diplomatiek gezichtsverlies.
Drie procent Kalkar-heffing
Nadat op 4 april de Kamer met 66 stemmen voor en 54 tegen, akkoord was gegaan (PvdA, PPR, PSP, CPN, D’66 en Boerenpartij stemden tegen) wordt vanaf 1 juli (hoewel ook wel 1 mei of zelfs 1 april als begindatum wordt genoemd) de 3% heffing op ieders elektriciteitsrekening van kracht. Dat bedrag moet geïnd worden om de Nederlandse deelname aan de bouw (die begonnen is op 24 april) van de snelle kweekreactor in het Duitse Kalkar te betalen. Lang en uitvoerig is er gepraat over hoe het geld bij elkaar gekregen moet worden; een energieheffing (dat wilde Defensie niet: te duur) of toch alleen op elektriciteit? De elektriciteitsproducenten zijn het daar niet mee eens, maar moeten zich er in schikken. De Haagse Post schrijft: “De Nederlandse machine-industrie kan zodoende kosteloos, d.w.z. op kosten van de Nederlandse elektriciteitsgebruiker, een portie know-how opdoen bij de uitvoering van een economisch dubieus en qua veiligheid nog veel twijfelachtiger project.“
De 3%-heffing wordt een belangrijke accelerator in het verzet tegen kernenergie in Nederland. Duizenden mensen (en organisaties, politieke partijen en zelfs tientallen gemeenteraden) weigeren de ‘kalkar-heffing’ te betalen; vele individuen worden door de elektriciteitsmaatschappijen afgesloten.
De regering haalt al snel bakzeil; in 1974 schrijft Lubbers in de Energienota dat, hoewel de beslissing pas kort geleden is genomen “er nu reeds aanleiding (is) dit project en de toekomst daarvan opnieuw op zijn verdiensten te bezien.“ Hij kondigt aan dat de heffing per 1 januari 1977 beëindigd wordt, hoewel er in de wettekst van uit gegaan wordt dat het tot beëindiging van de bouw door gaat (er wordt van uit gegaan dat dat 1979 zal zijn). Lubbers stelt ook een fonds in waar weigeraars hun geld op kunnen storten en haalt hiermee voor een deel de angel uit de strijd. Maar de kiem van een brede anti-kernenergie beweging is dan al gelegd.
In 1972 worden de kosten (incl. inflatie) van Kalkar op fl. 1,5 miljard geschat. Nederland zal daarvan 212 miljoen gulden betalen.
Grote deelname Kalkar-demonstratie
Eerste grote demonstratie met ruim 10.000 deelnemers tegen de bouw van Kalkar op het marktplein van dat Duitse dorp. De demonstratie is georganiseerd door (vooral) het Amsterdamse Anti-Kalkar Komitee en wordt vrijwel uitsluitend bijgewoond door mensen uit Nederland. In Duitsland is de anti-kernenergie beweging helemaal niet bezig met de bouw van de snelle kweekreactor. Het Anti-Kalkar Komitee bestaat uit politieke partijen CPN, PSP, PvdA en PPR. Een maand later, op 22 oktober bij een Kamerdebat over kernenergie, worden er 155.000 handtekeningen tegen de kweekreactor aangeboden.
Kalkar voor Nederland 115 miljoen duurder
In antwoorden op kamervragen deelt minister Lubbers mee dat de Nederlandse bijdrage in de bouw van de kweekreactor in Kalkar 115 miljoen hoger zal zijn. De kosten worden nu geschat op 2.25 miljard gulden. Door de stijging zal de Nederlandse bijdrage geen 225 miljoen maar 340 miljoen gulden worden. De bedoeling was dat de reactor aan het einde van 1979 klaar zou zijn. Dit zal nu zeker 13 tot 16 maanden later worden, dus in 1981.
Einde van de Kalkar-heffing
De regering beëindigt de ‘kalkar-heffing’ die op 1 juli 1973 werd ingesteld. In totaal hebben ongeveer 3000 gezinnen de heffing van 3% op hun elektriciteitsrekening voor de kosten van de bouw van Kalkar, geweigerd en hebben zo’n 70 gemeentes waaronder de meeste grote steden stelling genomen tegen de heffing. Zo heeft ook de gemeenteraad van Dodewaard in januari ’76 een motie aangenomen waarin ze stellen tegen de bouw van de kweekreactor in Kalkar te zijn en de 3% heffing op de elektriciteitsrekening bestemd moet worden voor onderzoek naar andere energiebronnen. In 1973 en 1974 werd bij tientallen weigeraars de elektriciteit afgesloten, maar de publiciteit die dat opleverde was zo negatief dat de regering gedwongen werd een oplossing te verzinnen. Hoewel de heffing zou duren zolang de bouw duurde (men ging in 1973 uit van 1979), wordt al in 1974 besloten de heffing op 1-1-77 te beëindigen. Dan kondigt minister Lubbers (EZ) ook een fonds aan waar weigeraars hun geld op kunnen gaan storten. Hij haalt hier mee voor een deel de angel uit de strijd, maar de kiem van een brede anti-kernenergie beweging is dan al gelegd.
Kalkar-demonstratie doorgezet
In het koudst van de ‘Duitse Herfst’ vindt in Kalkar onder moeilijke omstandigheden een grote demonstratie plaats. Na de eerste protestmars in 1974, waar vrijwel uitsluitend mensen uit Nederland aan deelnamen is de strijd om kernenergie in Duitsland gepolitiseerd en gepolariseerd. Meerdere demonstraties het jaar daarvoor (Brokdorf, Grohnde) zijn enorm geëscaleerd door de zware repressie en ook nu verwachten alle autoriteiten een veldslag. De hetze tegen de demonstranten is enorm en de politiemacht de grootste in de naoorlogse geschiedenis van het land. Maar de demonstratie van de ruim 50.000 mensen die uiteindelijk het marktplein bereiken verloopt vreedzaam. Men laat zich niet provoceren door de laagovervliegende helikopters, door de met machinegeweren bewapende politie die bussen en treinen tot stilstand brengen en doorzoeken; die citroenen in beslag nemen omdat het wapens zouden zijn, etc.