- Opwerking:
- (discussie over) opwerken van splijtstof uit kerncentrales, de contracten, plutonium-productie en gevolgen
Nederland verlaat Eurochemic
De Regering laat weten "eenzijdig afstand te doen van haar rechten als aandeelhoudster van Eurochemic" (die ze in 1957 is aangegaan). De opwerkingsfabriek is in 1974 stilgelegd. Op 5 juli wordt dat aanvaard door de vergadering van aandeelhouders en verlaat Nederland het zinkende Eurochemic schip dat in juli 1982 de fase van liquidatie ingaat. Hoeveel het Eurochemic-avontuur Nederland in totaal heeft gekost is onbekend, maar in 1969 was dat al f 12 miljoen. Dodewaard heeft er 8 ton brandstof laten opwerken, goed voor 50 kilo plutonium en ook brandstof uit test-reactoren is er opgewerkt. Doordat Nederland nu (al) Eurochemic verlaat, is er geen verplichting mee te betalen aan de ontmanteling en ook het radioactief afval blijft in België achter.
VS: Carter's NPA aangenomen; gevolgen voor HFR
In de VS zijn door president Carter een aantal beleidsbeslissingen genomen, die nu resulteren in de ondertekening van de Nuclear Non-Proliferation Act. Dit houdt onder meer in dat in de VS civiele opwerking verboden wordt en in het algemeen het gebruik van stoffen die gebruikt kunnen worden voor kernwapens moeten worden beperkt. Voor de HFR heeft dat tot gevolg dat a- de HEU-splijtstof niet langer naar Mol (België) gestuurd mag worden voor opwerking, maar naar Savannah River in de VS moet, en b- dat de HFR over moet stappen naar laagverrijkt uranium (ipv. 90% - 20 %), wat minder geschikt is voor kernwapens. Landen die HEU krijgen van de VS hebben twee jaar de tijd om te onderhandelen over andere brandstof, maar moeten wel binnen 30 dagen laten weten te willen onderhandelen. Nederland (& Euratom) doet dat niet en in mei komt het bericht dat de VS gestopt is met levering van brandstof (in de pers wordt ook de relatie gelegd met de Molukse gijzelingsacties en slechte beveiliging). Volgens de ECN is “de VS niet het enige land dat HEU kan leveren“ en hebben ze voorlopig nog voldoende splijtstof. Ook de IRI in Delft krijgt geen splijtstof meer. Maar de uitgewerkte brandstof van zowel de IRI als de HFR wordt vanaf nu wel naar een opwerkingsfabriek in de VS gestuurd. Maar civiele opwerking is toch verboden in de VS?
Opwerkingscontract PZEM-Cogema
Nadat de minister van EZ (Van Aardenne) op 28 februari toestemming geeft, wordt een nieuw contract getekend tussen PZEM en Cogema, waarin (voor het eerst) staat dat de “radioactieve afvalstoffen omgezet worden naar een eindproduct“ en naar Nederland terug gestuurd zal worden. Overigens verwacht men dat dat terugzenden niet vòòr 1995 zal gebeuren. Het gaat om afval dat tussen 1980 en 1990 uit de centrale in Borssele ‘ontladen’ zal worden. Wat er precies in de contracten staat blijft geheim, maar de Kamer moet ze wel goedkeuren.
Opwerkingscontract GKN-BFNL
Dodewaard tekent een opwerkingscontract met BNFL (Sellafield, Engeland) waarin ook voor het eerst het terugsturen van het afval wordt geregeld. Het is het eerste contract met BNFL, tot nu toe werd de splijtstof opgewerkt in Eurochemic (Mol, België) Wat er precies in de contracten staat blijft geheim, wel wordt duidelijk dat de contracten voor GKN en PZEM vrijwel identiek zijn. De Tweede Kamer moet ze alleen nog even goedkeuren.
PZEM wil compactopslag
De PZEM vraagt een vergunning aan voor de bouw van een afvalopslaggebouw op haar terrein, maar ook voor zgn. compactopslag: dan staan in het koelbassin de rekken voor de splijtstofstaven dichter op elkaar waardoor er meer opslagcapaciteit is. Tientallen groepen tekenen protest aan, volgens hen zou het zelfs van onbehoorlijk bestuur getuigen om wijzigingen aan te brengen in de vergunning voor het in werking brengen van de centrale, waar nog beroepen tegen lopen en de kroon nog geen definitieve uitspraak over heeft gedaan. De compactopslag lijkt ingegeven in verband met de problemen rond het goedkeuren van de opwerkingscontracten, waardoor afvoer in gevaar zou kunnen gaan komen. De gemeenteraad van Borssele spreekt zich op 1 mei unaniem uit tegen de vergunning, zolang niet is aangetoond dat het geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier oplevert.