- Commissie:
- door de overheid ingestelde groep ‘experts’ voor het geven van advies hetzij structureel of eenmalig, hetzij lokaal of nationaal
25% van geld energie-onderzoek naar kernenergie
Volgens een publicatie van de AER gaat een kwart van het budget voor energie-onderzoek naar kernenergie: 72,5 miljoen gulden van in totaal 310 mln. Naar duurzame energie gaat 10 procent. Kernenergie zorgt voor 2% van de energievoorziening.
Gegevens boren gebruikt in onderzoek opslag in klei
Milieuminister Pronk zegt dat de CORA gegevens heeft gebruikt van een reguliere karderings-boring (door NITG/NTO) in Blija, Friesland, om onderzoek te doen naar Boomse klei. Die klei soort is onderwerp van studie voor “mogelijke terugneembare ondergrondse opslag van kernafval.“ De minister zegt nog wel dat bij voorbaat al vast stond dat de locatie "volstrekt ongeschikt" is. De CORA doet "niet locatie-specifiek" onderzoek naar de mogelijkheden in Nederland van terugneembare opslag van kernafval en zal eind 2000 met een eindrapport komen.
Rapport over terugneembaarheid
Hoewel later dan de geplande datum van september 2000, en nadat de conclusies al lang bekend zijn, wordt het CORA-rapport ‘Terugneembare berging, een begaanbaar pad?’ aan de Kamer aangeboden. Voor dit rapport zijn 21 deelonderzoeken gedaan.
De minister schrijft bij de aanbieding dat ze de ILONA heeft gevraagd over het rapport aan haar advies uit te brengen en dat ze dan met een regeringsstandpunt zal komen. De regering heeft de Commissie Opberging Radioactief Afval in 1996 ingesteld om te studeren op terughaalbare opslag van kernafval en de technische mogelijkheden onderzoeken en onderling vergelijken.
CORA heeft drie mogelijkheden voor terugneembare berging onderzocht: langdurig bovengronds en ondergronds in steenzoutformaties of in diepgelegen kleilagen.
Voor geen van de drie opties zijn er volgens het rapport “problemen naar voren gekomen die de technisch uitvoering in de weg zouden kunnen staan,” maar in dezelfde conclusie staat: “terugneembaarheid kan, volgens de huidige inzichten, alleen gegarandeerd worden voor enkele honderden jaren.” Ze constateert dat terugneembaarheid “de weerstand tegen ondergrondse berging wellicht doet verminderen“ en wordt dus als middel gezien om de publieke opinie te masseren.
De CORA zegt dat ondergrondse opslag op den duur “noodzakelijk“ is en beveelt aan het “onderzoek naar de technische en maatschappelijke aspecten van terugneembare berging (…) voort te zetten. Samenwerking met het buitenland, met name België en Duitsland, is daarbij onmisbaar.”
Maatschappelijke kwesties, zoals de invloed van de bevolking bij de besluitvorming en verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties, komen volgens critici onvoldoende aan bod. Dat is niet verwonderlijk, gezien de ruzies die hierover zijn geweest: enkele leden van CORA wilden het eigenlijk niet over maatschappelijke kwesties hebben, maar zien kernafval uitsluitend als een technisch probleem. Het onderzoek heeft 3,5 miljoen euro gekost.
Doorgaan met onderzoek ondergrondse opslag
De regering-Balkenende geeft aan het bestaande beleid voor “onderzoek naar de mogelijkheden van een terugneembare berging“ van radioactief afval in de diepe ondergrond te willen voortzetten. Dit stelt de Minister van VROM eindelijk (onder andere door de val van Paars-II) als reactie op het CORA-rapport van februari 2001(!). In grote lijnen volgt men het twee hoofdlijnen-advies van de ILONA: verder onderzoek naar de technische aspecten en naar de ethische en maatschappelijke aspecten. De regering stelt dat het zwaartepunt van verder onderzoek zal moeten liggen op “in situ onderzoek in een daartoe geschikte ondergrondse laboratorium (URL).” Maar “de beperkte omvang van het Nederlandse kernenergieprogramma en de relatief geringe hoeveelheid radioactief afval die daaruit is voortgekomen, rechtvaardigt de aanleg van een eigen ondergronds laboratorium nauwelijks.” Daarom moet onderzoek internationaal zijn en “dergelijk onderzoek dient dan ook in een of meerdere van de in het buitenland gelegen URL’s plaats te vinden.” Het, verder niet ingevulde, onderzoeksprogramma zal 8 jaar duren en “vanaf 2006 zal het onderzoek zich concentreren op de experimentele fase in een ondergronds laboratorium.” Kosten worden begroot op totaal 5,4 miljoen euro.