- Commissie:
- door de overheid ingestelde groep ‘experts’ voor het geven van advies hetzij structureel of eenmalig, hetzij lokaal of nationaal
Nog twee locaties over voor de opslag van afval
De LOFRA brengt haar eindadvies uit aan de minister van VROM: Borssele en Moerdijk zijn de twee plaatsen die in aanmerking komen als locatie voor de interim opslag van radioactief afval. Er is een lichte voorkeur voor Borssele, onder andere omdat de gemeente Klundert (waar Moerdijk onder valt) een hele rits voorwaarden stelt voordat ze akkoord wil gaan. Bij Borssele zijn er weliswaar meer procedurele moeilijkheden te verwachten, maar de commissie denkt dat die planologische bezwaren eerder te overwinnen zijn dan de bestuurlijke van Moerdijk. Men verwacht dat de bouw in 1988 kan beginnen en de totale kosten worden geschat op 450-500 miljoen gulden. Een belangrijk kritiekpunt van de milieubeweging is dat met de keuze voor deze twee de locatiekeuze procedures voor de nieuwe kerncentrales tot een farce worden gemaakt. De Gedeputeerde Staten van Zeeland is op 16 september al akkoord gegaan met de komst.
In augustus is al een locatieonafhankelijke MER door de Covra aangevraagd. Op 29 januari ('86) laat de Voorlopige Commissie MER de minister weten bepaald niet tevreden te zijn over dat rapport. Zo is die veel te optimistisch over de mogelijkheid tot eindberging, worden de stralingsbelastingniveaus bij normaal gebruik en bij storingen niet voldoende onderbouwd en ontbreekt een heldere en hanteerbare beschrijving van hoe de opslag van afval van de bestaande en nog te bouwen kerncentrales moet worden aangepakt.
Advies: bouw kerncentrales door buitenlands bedrijf
Het Zwitserse bureau Motor Columbus (MC) heeft in opdracht van EZ onderzocht wie de nieuwe kerncentrales moet bouwen. Dat zou een buitenlands bedrijf moeten worden en de voorkeur gaat uit naar KWU-Siemens, andere kandidaten: ASEA, Framatome en Westinghouse. Wel kan, afhankelijk van welk bedrijf het wordt, het aandeel van de Nederlandse industrie oplopen tot 75%; het kabinet gaat uit van 65%. De kosten van een centrale (tussen 900-1300MW) wordt door MC geraamd op f 3,1 miljard, met daarbij nog de bouwrente (f 375 miljoen) en de ontmantelingskosten (f 170 miljoen). Naar aanleiding hiervan ontstaat er een grote lobby van Canada (AECL opent zelfs een kantoor in Den Haag) om het Candu-type als mogelijkheid aan te bieden. Er wordt zelfs gefluisterd dat Canada in ruil dan onderzeeërs in Nederland wil bestellen.
RARO: Borssele meest geschikt
De RARO (Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening) vindt Borssele het meest geschikt voor de vestiging van een nieuwe kerncentrale. Noordoostpolder-west en de Eemshaven delen de tweede plaats. De locatie Moerdijk is volgens de RARO niet geschikt. De RARO is overigens wel verdeeld; een deel ziet de noodzaak niet in van nieuwe kerncentrales en geeft daarom ook geen advies, een ander deel aanvaardt de politieke realiteit.
In het najaar hebben de Samenwerkende Waterleidingbedrijven nog een studie uitgebracht waarin berekend wordt wat de gevolgen zijn van een ernstig kernongeval voor de drinkwatervoorziening in Nederland. Belangrijkste conclusie: bij een groot ongeluk in de vestigingsplaatsen rond het IJsselmeer zal het IJsselmeer drie jaar lang geen drinkwater kunnen leveren, terwijl alternatief drinkwater slechts voor een half jaar te krijgen is.
Dodewaard sluiten levert geld op
De discussie over kosten van ‘sluiting bestaande centrales’ gaat weer verder. De PvdA komt met een rapport van Damveld waarin hij volgens de rekenmethodes van de Commissie Beek, maar met de nieuwste gegevens, de kosten van sluiting van Borssele en Dodewaard berekend. Het blijkt dat het sluiten van Borssele 11 miljoen gulden kost, maar die van Dodewaard 17 miljoen oplevert. De Commissie Beek kwam drie jaar eerder op totale kosten van 5 miljard gulden.
Milieuorganisatie publiceren Tsjernobyl magazine
Verschillende milieuorganisaties publiceren in grote oplage het ‘Tsjernobyl-magazine’. Daarin o.a. een nieuwe berekening over de kosten van sluiting van de bestaande kerncentrales. Uitkomst van de studie: sluiting nu zou 447 miljoen gulden opleveren. Beek, die 4 jaar eerder becijferde dat sluiting 5 miljard zou kosten, zegt niet verbaast te zijn over de uitkomst: “Onze commissie had in 1983 te maken met veel hogere prijzen van olie en gas. Bovendien hebben wij indertijd bij de opdracht (…) moeten aannemen dat het financiële risico van een kernongeval op een limiet werd gesteld.“
Basisnotitie ontwikkeling nieuwe criteria
Milieuminister Ed Nijpels (VVD) brengt de ‘Basisnotitie ten behoeve van de ontwikkeling van een toetsingscriterium voor de ondergrondse opberging van radioactief afval’ (TOR) uit, met een inspraakprocedure. Bij het zoeken naar criteria lijkt men de geologische in te gaan ruilen voor radiologische criteria. Waar het de regering in essentie omgaat, aldus de milieuorganisaties in hun kritiek, is door middel van een stralingsdosislimiet vast te stellen hoeveel doden de opslag van kernafval de Nederlandse bevolking waard is, en zeggen daar niet in mee te gaan. De fundamentele vraag zou moeten zijn of toekomstige generaties moeten worden opgezadeld met de risico’s van opgeslagen kernafval, terwijl die generaties in de verste verte geen nut hebben van het gebruik van kernenergie nu. Ook is de TOR-nota a-historisch, omdat op geen enkele manier verwezen wordt naar de discussie rond de ICK-criteria. Er wordt geen melding gemaakt van deze belangrijke geologische en geohydrologische criteria. Daarom, zeggen de milieuorganisaties, is de nota en dus de door VROM geboden inspraak volstrekt onvolledig. Er zijn twee hoorzittingen, een in Utrecht en een in Groningen, dit terwijl de zoutkoepels waar het om gaat in de provincies Groningen, Friesland, Overijssel, Drenthe en Gelderland liggen. De inspraak tot 26 oktober levert 4300, vooral afwijzende, reacties op, onder meer over de slechte leesbaarheid van de nota.
OPLA Eindrapport Fase 1: geologische berging
Na twee tussenrapportages en veel later dan verwacht verschijnt het eindrapport van de commissie-OPLA: ‘Onderzoek naar geologische opberging van radioactief afval in Nederland’. Eindrapport Fase 1. De opslag van kernafval in zout is veilig, aldus een van de belangrijkste conclusies van het rapport. Van de in totaal 38 locaties zijn er volgens OPLA 26 geschikt voor opslag van kernafval en daarvan komen 17 in aanmerking voor het aanleggen van een opslagmijn. Dertien locaties liggen in Groningen en Drenthe. De kosten van het onderzoek zijn ondertussen opgelopen tot 37 miljoen gulden en de minister van EZ, Rudolf de Korte (onder wiens verantwoordelijkheid het onderzoek plaatsvindt), schrijft aan de Kamer dat nog een extra fase, fase 1a, nodig is (kosten 12,5 miljoen gulden), “voordat een besluit mogelijk is over het overgaan tot fase 2", d.w.z. tot proefboringen.
Uit de bijlagen bij het rapport blijkt dat een ondergrondse opslag, bovengronds een zwaar bewaakte vesting (van 40 hect.) betekent. Zo zal half Pieterburen moeten worden afgebroken om ruimte te maken voor de bovengrondse vesting, mocht daar de opslag komen. Ook (alleen) in de bijlage wordt over rekenmodellen gezegd dat de betrouwbaarheid niet alleen afhankelijk is van de gebruikte rekenmodellen, maar ook van degene die het model gebruikt: de resultaten worden derhalve ook door de persoonlijke voorkeuren van mensen gekleurd. Sterker nog, in een RIVM deelstudie wordt er op gewezen dat veelal de fundamentele kennis over de optredende geochemische processen ontbreekt.
De ILONA geeft naar aanleiding (en bij aanbieding) van het rapport een advies aan de regering: haast is niet nodig door de “beschikbaarheid van langdurige interimopslag“ bij de Covra, meer onderzoek voor er proefboringen kunnen volgen en “een inhoudelijk regeringsstandpunt behoeft niet te worden ingenomen”.
Mag afval ondergronds opgeslagen worden?
Milieuminister Hans Alders (PvdA) besluit de afvaldiscussie te verbreden. Hij kondigt aan dat nu niet meer alleen over de opslag van radioactief afval gepraat zal worden, maar ook over de opslag van zogeheten niet-verwerkbaar chemisch afval. Hij staakt de TOR (Toetsingscriteria Ondergrondse berging Radioactief-afval)-procedure en brengt dit onder bij een actiepunt (actie 62) van het Nationaal Milieubeleids Plan (NMP), namelijk de vraag of en zo ja onder welke voorwaarden afval ondergronds mag worden opgeborgen. Er “zal voor de uitvoering van actie 62 een overeenkomstige procedure worden gevolgd als voor de ontwikkeling van het toetsingscriterium was voorzien.“ Eind 1991 verwacht de minister het regeringsstandpunt vast te stellen.
OPLA: 7 zoutkoepels geschikt
De OPLA komt met het 'Aanvullend Onderzoek Fase 1'. De totale kosten van het Aanvullend Onderzoek zijn opgelopen tot 29 miljoen gulden (oorspronkelijk was Fase 1 begroot op f 17 miljoen en een looptijd van twee jaar, nu heeft het in totaal bijna 10 jaar geduurd en f 66 miljoen gekost). Een belangrijk thema in dit rapport zijn de rekenmodellen om de veiligheid van de opslag te kunnen berekenen. Van de geleverde kritiek op de modellen, de onzekerheid van model voorspellingen, is weinig in het rapport terug te vinden. Dat, terwijl de conclusie in een RIVM studie (in gewoon Nederlands) is dat veiligheidsmodellen niet kunnen worden getoetst omdat daarvoor dertig tot vijftig procent van de totale opslagtijd van enkele honderdduizenden jaren nodig is.
Een bijlage geeft een nieuwe lijst van geschikte zoutkoepels, gemaakt door het RGD. De algemene voorwaarden waar opslag in zout aan moet voldoen zijn gewijzigd en aan deze eisen voldoen 7 zoutkoepels: Ternaard in Friesland; Zuidwending, Pieterburen, Onstwedde en Winschoten in de provincie Groningen; Schoonlo en Gasselte-Drouwen in Drenthe. Op ambtelijk niveau komt er geen advies om over te gaan tot proefboringen en de Tweede Kamer neemt het OPLA advies voor kennisgeving aan.
‘Dossier’ als bouwsteen besluitvorming volgend kabinet
"Daar het kabinet al in een vroegtijdig stadium heeft laten weten tijdens haar zittingsperiode geen initiatieven te zullen nemen die gericht zijn op eventuele besluitvorming over nieuwe kerncentrales is dit aspect in dit dossier niet aan de orde. Ook wordt niet ingegaan op de relatie tussen de kernenergie en de bredere beleidsproblematiek van de elektriciteitsvoorziening en de energievoorziening meer in het algemeen. Deze zogenaamde veiligheidsaspecten met betrekking tot kernenergie zijn immers pas relevant, wanneer ten principale de vraag is beantwoord of uitbreiding van de nucleaire capaciteit in ons land wel mogelijk is.“
Met als doel “bouwstenen aan te reiken voor de besluitvorming over kernenergie“ voor het volgend kabinet, publiceert minister Andriessen (EZ) samen met de ministers van VROM (Alders), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de Vries), en Buitenlandse Zaken (Kooijmans) het 'Dossier Kernenergie'.
Belangrijke conclusies uit de achterliggende onderzoeken zijn o.a.
- de nu leverbare Westerse reactoren zijn veilig genoeg (al is er misschien een aanpassing noodzakelijk bij het omhulsel -containment);
- de geavanceerde “passief veilige“ reactoren van de “tweede generatie“ die “omstreeks 1995“ op de markt komen, voldoen zeker aan de Nederlandse veiligheidseisen;
- opberging van radioactief afval in zoutvoorkomen is “technisch haalbaar“ en kan naar verwachting “op veilige wijze“ geschieden. Maar maatschappelijk verzet maakt dat “definitieve opberging in steenzout thans niet zonder meer binnen bereik ligt.“
- milieu en proliferatie bezwaren van kernenergie zijn volgens het ‘Dossier’ niet noemenswaardig.
De Algemene Energieraad (AER) komt eind januari met een ‘Advies naar aanleiding van het dossier kernenergie’ dat stelt dat een snel besluit over nieuwe kerncentrales helemaal niet noodzakelijk is: ingebruikname van kerncentrales voor 2010 zou, mede gezien de plannen voor warmte-kracht-koppeling, zelfs tot overcapaciteit leiden.