- Urenco/UCN Almelo:
- De uraniumverrijkingsfabriek en de fabriek voor de ontwikkeling en bouw van centrifuges in Almelo en de samenwerking tussen Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland
Verrijkt Urenco uranium uit Namibië?
Een nieuwe affaire voor Urenco in de maak. In antwoord op vragen van D’66-Kamerlid mevrouw Lambers-Hacquebard verklaart minister Lubbers dat hij “uit bedrijfseconomische overwegingen de herkomst van door de NV Samenwerkende Elektriciteits Produktiebedrijven (SEP) aangekocht uranium niet te kunnen meedelen.“ Wel zegt dat “noch direct noch indirect uranium uit Zuid-Afrika of Namibië wordt betrokken.“ Maar de vragen gingen vooral over of Urenco uranium verwerkt uit apartheidstaat Zuid-Afrika of (het door Zuid-Afrika bezette) Namibië. Lubbers laat daar niets over los, het is ‘loonverrijking’ en de regering kan aan de afspraken daarover “geen bevoegdheden ontlenen om de herkomst van het ter verrijking aangeboden materiaal te doen nagaan.“
Nieuw kabinet akkoord met uitbreiding Urenco
In een op deze datum gedateerde brief laat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw weten dat er besluiten zijn genomen over de uitbreiding van Urenco in Almelo. In een van de eerste ministerraadsvergaderingen (van het nieuwe CDA-VVD kabinet Van Agt), van 23 en 30 december 1977 is afgesproken akkoord te gaan, uit de volgende ‘beleidsoverwegingen’: er was door Duitsland en Engeland om een snel besluit gevraagd, Duitsland overweegt zelfs een eigen verrijkingsfabriek te bouwen; de periode van een jaar uitstel door het vorige kabinet was nu verstreken, en de winstgevendheid van de onderneming zal gaan afhangen van het wel of niet doorgaan van het contract met Brazilië. Ook zijn er volgens de minister met Brazilië afspraken gemaakt over het instellen van ad hoc veiligheidsvoorwaarden. Nadat op 12 januari Brazilië daarmee akkoord is gegaan, kan wat de regering betreft, de uitbreiding in Almelo beginnen. Het ‘landelijk initiatiefcomité tegen uitbreiding van de ultracentrifugefabriek in Almelo’ vraagt zich in een reactie af waaruit de garanties bestaan die door Brazilië zijn gegeven en hoe dat mogelijk is aangezien het land wordt geregeerd door een militaire dictatuur die niet eens in staat is de eigen bevolking veiligheidgaranties te geven. Vlak voor het debat in de Kamer op 26 januari, laat de nieuwe minister van EZ (Van Aardenne) de kamer weten dat het contract tussen Urenco en Brazilië al is getekend op 10 maart 1976 en dat vervolgens op 14 juli 1976 de ministers van EZ en BuZa daar akkoord mee zijn gegaan: met andere woorden: ‘praat gerust, als je maar niet denkt dat er nog iets te veranderen valt!’ Ook hier heeft de Kamer niets over te zeggen gehad. Ook later zal het kabinet in debatten volhouden dat de beslissing al in 1976 is gevallen
Op 8 februari krijgt Urenco van het ministerie van EZ de vergunning voor de 1000-tons fabriek (de SP4). Uit de begeleidende brief blijkt dat Urenco al op 30 september 1976 om de vergunning heeft gevraagd, maar in mei 1977 een nieuwe aanvraag heeft moeten indienen, vanwege het uitstelbesluit van het vorige kabinet in december 1976. De bezwaren die massaal tegen de vergunning ingediend worden, hebben vooral met proliferatie en de geplande levering van verrijkt uranium aan Brazilië te maken.
Grote demonstratie tegen uitbreiding UCN
Eén van de grootste en indrukwekkendste demonstraties tegen kernenergie uit de geschiedenis van de Nederlandse antikernenergiebeweging. Tussen de 40.000 en 50.000 mensen laten hun onvrede blijken met de UCN, met de geplande uitbreiding en met de mogelijke leverantie van verrijkt uranium naar Brazilië. Veertig maatschappelijke organisaties roepen op tot deze demonstratie. Hoewel van te voren in een deel van de media de indruk wordt gewekt, dat, vooral, een grote groep demonstranten uit West-Duitsland, uit is op een harde confrontatie met de ME, is daar niets van te merken. Toch zijn er grote controles bij de grensovergangen en in de Duitse bussen rijden kamerleden van de PvdA en de PSP mee, om te voorkomen dat de bussen bij de grens terug gestuurd worden. (*W00) Tot ergernis van de klein linkse partijen ruilt de PvdA de leus ‘Stop UCN’ in voor ‘Stop uitbreiding UCN’. Er heerst teleurstelling na de demonstratie; ondanks de enorme opkomst zijn er geen concrete resultaten: men heeft ook het idee te laat te zijn. Deze teleurstelling zal o.a. leiden tot BAN (Breek Atoomketen Nederland); een groep die door middel van directe acties de strijd tegen kernenergie (en UCN, waar de eerste acties een jaar later tegen gericht zijn) te verdiepen.
Kamer akkoord met levering aan Brazilië
Met een krappe meerderheid gaat de Kamer akkoord met de leverantie van verrijkt uranium door Urenco aan Brazilië. Coalitiepartijen CDA (49 zetels) en VVD (28) worden gesteund door SGP (3) en GPV (1) en hebben samen dus 81 zetels. Hoewel er in de debatten de laatste maanden (jaren) altijd veel kritiek op de levering was van een aantal CDA-‘dissidenten’ onder leiding van Van Houwelingen, stemt de hele fractie uiteindelijk onder dreiging van een kabinetscrisis toch voor de levering. Op 16 mei is de UCN alvast met de grondwerkzaamheden voor de uitbreiding begonnen, hoewel er nog geen definitieve beslissing is genomen, omdat ‘verder uitstel niet mogelijk is“ aldus de UCN. De staat schiet f 2,5 miljoen voor.
Urenco verrijkt uranium uit het bezette Namibië
Het weekblad De Groene Amsterdammer komt met de volgende affaire rond Urenco. De Anti-Apartheids beweging onderbouwd haar bewering dat Urenco in ‘Almelo’ door Zuid-Afrika gestolen uranium uit Namibië verrijkt. Daarmee overtreedt Urenco het in 1974 aangenomen decreet Nr. 1 van de VN Raad van Namibië. Dat decreet verbiedt de exploitatie, handel, vervoer, bewerking en gebruik van grondstoffen uit het door Zuid-Afrika bezette land. Uit aankoopcontracten van de Urenco klanten blijkt dat een groot gedeelte van het uranium dat in de jaren ‘80 in Almelo verrijkt zal worden, uit de Rössingmijn uit Namibië afkomstig is.
In maart 1979 verklaart Van Aardenne dat de invoer uit Namibië onwettig is, maar zegt ook dat Nederland zelf geen Namibisch uranium invoert. Hij heeft “het niet zinvol geacht“ om het Verdrag van Almelo te veranderen om te voorkomen dat de Urenco partners dit uranium door Urenco laten verrijken.
Akkoord met bouw verrijkingsfabriek in Duitsland
De regering verklaart in een vertrouwelijk commissieoverleg (en op 2-2-79 aan de Kamer) akkoord te zijn met de bouw van een Urenco verrijkingsfabriek in Gronau, West-Duitsland. Ook is afgesproken dat Urenco uitbreidt tot 2000 ton (waarvan 600 in Almelo) en is er bijna overeenkomst over verlenging van het Verdrag van Almelo tot 1991. De minister van EZ (Van Aardenne) beroept zich bij de beslissingen op op vergaderingen van het Urenco Joint Committee uit september 1974 en ‘77. Daar is overeengekomen dat als Urenco een capaciteit van 2000 ton bereikt, dan automatisch toestemming gegeven wordt aan Duitsland om een eigen verrijkingsfabriek te bouwen. De kamer (en die niet alleen) is verbijsterd; Van Aardenne had in het debat van januari 1978 volgehouden dat bouw in Duitsland juist door het uitbreiden van de fabriek in Almelo verhinderd kon worden. Nu blijkt die capaciteitsuitbreiding reden te zijn voor toestemming aan West-Duitsland! Ook over het feit dat verdragsverlenging nog steeds niet zeker is, valt de Kamer: dat was immers een voorwaarde voor toestemming tot uitbreiding. Van der Klaauw (BuZA) verklaart in januari dat hij hoopt dat er eind 1981 een verdrag met Brazilië is over de voorwaarden voor levering.
De plannen voor de eigen Duitse verrijkingsfabriek zijn al vanaf begin 1976 door de Duitse Urenco-partner Uranit uitgewerkt en als het zo uit kwam, gebruikt als pressiemiddel om de gewenste besluiten genomen te krijgen. Al in februari 1976 deelt Van Aardenne mee in principe akkoord te zijn met een dergelijke fabriek, maar Nederland laat eind 1977 nog weten er van uit te gaan dat de bouw ervan voorlopig nog niet zal plaatsvinden. Op 10 maart ‘78 wordt er door Uranit een eerste vergunningsaanvraag gedaan voor de bouw in Gronau, hoewel lang Lingen favoriet leek. Bouwbegin wordt in 1980 verwacht.
Pakistaanse spionage bij Urenco in Almelo?
Volgens de PPR zijn er mogelijk gegevens van de verrijkingstechnologie met ultracentrifuges uitgelekt naar Pakistan. Dat zou gebeurd zijn door een Pakistaanse ‘metaaldeskundige’ die 3 jaar bij de UCN (en dochters) gewerkt heeft. De PPR vreest dat Pakistan een eigen verrijkingsfabriek gaat bouwen en dat technologie ook kan uitlekken naar Libië.
BuZa, in antwoord op Kamervragen, zegt “niet te geloven“ dat er informatie is weggelekt: het onderzoeksterrein van de Pakistaan (“Khan“) was sterk afgebakend en heeft hij niet meer dan een “verwaarloosbaar deel van de Almelo-techniek onder ogen heeft gekregen“
Er ontstaat grote beroering want Pakistan (noch Libië) heeft het NPV, het verdrag tegen verspreiding van kernwapens, ondertekend. De regering zegt te gaan onderzoeken of Pakistan bezig is met de bouw van een eigen verrijkingsfabriek. De VS heeft daar weinig twijfels over; het heeft een week eerder de ontwikkelingshulp aan Pakistan stopgezet omdat het land bezig is een verrijkingscomplex op te zetten.
De affaire begon eigenlijk vorig jaar zomer toen in het Engelse parlement vragen werden gesteld en begon in Nederland opgepikt te worden toen de Duitse zender ZDF op 29 maart een documentaire uitzond over Nederlandse verrijkingstechnologie dat in Pakistan was terecht gekomen.
Breek Atoomketen Nederland
Tien mensen sluiten de hoofdpoort van de UCN in Almelo en blokkeren de toegang. Ze noemen zich BAN: Breek Atoomketen Nederland. De actievorm en vooral de organisatievorm, worden zeer bepalend voor de strijd tegen kernenergie. BAN groeit snel en wordt gevormd door kleine (vrienden/innen) groepjes; er is geen leiding en besluiten worden genomen met consensus (ieders instemming). BAN is ontstaan uit een gevoel van machteloosheid en teleurstelling, omdat na de grote anti-UCN-demonstratie in maart 1978, het kabinet toch besluit de UCN uit te breiden.
Kamer krijgt zeer gekuiste versie van Khan-rapport
Het rapport over de Affaire Khan wordt door de regering gepubliceerd. Nog steeds wordt geprobeerd de affaire te bagatelliseren: “De werkgroep heeft niet onomstotelijk kunnen vaststellen dat dr. ir. A.Q. Khan, al dan niet met behulp van anderen, geheime UC-gegevens opzettelijk onder zich heeft genomen en/of heeft medegedeeld aan of het ter beschikking heeft gesteld van een buitenlandse mogendheid.“ Al is het, wordt wel meteen gesteld, “aannemelijk dat Pakistan via Khan in het bezit is kunnen komen van gevoelige kennis op het gebied van de verrijkingstechnologie“ en heeft dat Pakistan ‘aanzienlijke tijdwinst’ opgeleverd bij het opzetten van een proefverrijkingsfabriek. De Kamer krijgt echter een gekuiste versie van het geheime rapport van de interdepartementale werkgroep uit oktober 1979, blijkt in 2005 als het VPRO-onderzoeksprogramma Argos het rapport openbaar maakt. Het ambtelijke rapport meldde al in juli 1979 dat Khan op delen van de zeer geavanceerde 4M centrifugetechnologie de hand heeft weten te leggen. De openbare rapportage aan de Kamer rept echter met geen woord over de 4M en is bovendien meer dan terughoudend in het benoemen van wat Khan wel aan kennis en kunde vanuit Nederland naar Pakistan zou kunnen hebben meegenomen. In februari 1981, wordt door justitie meegedeeld dat er tegen een Khan een strafrechtelijk onderzoek zal worden ingesteld. Er wordt geen arrestatiebevel uitgevaardigd omdat uitlevering toch niet mogelijk is. Ook tegen twee bedrijven (Van Doorne’s Transmissie uit Tilburg en FDO uit Amsterdam, en onderneming van VMF/Stork) wordt een vooronderzoek gestart.
Rapport van de Interdepartementale werkgroep belast met het onderzoek ’de zaak Khan’
Onduidelijke financiële situatie UCN
De financiële situatie van de Nederlandse poot van Urenco, de UCN, is erg onduidelijk. Het jaarverslag van 1971 was al niet goedgekeurd door de accountant en vanaf 1975 worden alle jaarrekeningen afgekeurd. Dat is mede vanwege de onduidelijkheid over welke bedragen als lening en welke als subsidie te beschouwen zijn. Het gaat om een bedrag van totaal f 426 miljoen. Nu treedt de ‘machtiging als bedoeld in artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 tot vergroting van de deelneming’ in de UCN in werking. Het bedrijfsleven (aandeelhouders DSM, Philips, Shell, RSV en VMF-Stork), weigeren al vanaf 1976 leningen of extra aandelen in het UCN-project vanwege de grote financiële risico’s. De staat vergroot het aandelen kapitaal van f 4 miljoen tot f 163 miljoen en op die manier wordt ze voor 98,5 % aandeelhouder. Die f 159 miljoen is een omzetting van leningen voor demonstratiefabrieken. Een bedrag van f 297 miljoen wordt gezien als subsidie.
Maar de uitbreiding van SP4 moet ook betaald worden en dat kan niet door de reguliere kapitaalmarkt verzorgd worden, dus komt er een garantieverplichting van de staat voor f 470 miljoen.