- Kerncentrales:
- Bestaande (of gesloten) kernenergiecentrales
- Borssele:
- (discussie over en realisering van) kernenergiecentrale op deze specifieke locatie
- Splijtstof:
- grondstoffen en productie van splijtstof (tot gebruik in kerncentrale). Ook de omschakeling (conversie) naar andere (hoger/lager verrijkte) splijtstof of MOX
Borssele opgestart en overgedragen
Op 19 juni krijgt PZEM van de ministers van EZ, Lubbers, en van V&M, Vorrink, de vergunning om de kerncentrale in werking te stellen. Eind juni begint dan het opstarten en testen van de centrale in 5 fases. Er zijn diverse ‘kinderziektes’: klein brandje binnen, diverse lekkages, mosselen groeien in het koelwaterkanaal waardoor er onvoldoende koelwater wordt aangezogen.
Op 25 oktober wordt de kerncentrale officieel door bouwbedrijf KWU overgedragen aan PZEM nadat de centrale op 12 oktober aangesloten is op het Nederlands koppelnet. Het verrijkt uranium voor de brandstof komt via Euratom uit de VS.
Urenco gaat voor Borssele verrijken
De PZEM sluit een contract met Urenco die met ingang van 1988 het verrijkt uranium voor de kerncentrale gaat leveren. Hoeveel geld hiermee gemoeid is wordt niet gezegd. Vanaf de opening kocht Borssele de brandstof via Euratom in de VS. Er is nu gekozen voor Urenco omdat dat –deels- een Nederlands bedrijf is.
Milieuverwoesting in Niger voor uranium
Het rapport ‘Dutch nuclear power and the environmental implications of uranium mining and milling’ wordt gepubliceerd. Het richt de aandacht op de desastreuze gevolgen van uranium mijnbouw in Niger, waar een deel van het uranium dat gebruikt wordt in de Nederlandse kerncentrales vandaan komt. In ‘Natuur en Milieu’ komt een samenvatting.
Hogere verrijkingsgraad splijtstof Borssele
De EPZ krijgt van het ministerie van EZ een vergunning om de verrijkingsgraad van de splijtstof te verhogen van 3,3% naar maximaal 4% en een verhoging van 2% van de hoeveelheid splijtstof per splijtstofstaaf. Eind juni 1998 worden de eerste staven met een hogere verrijkingsgraad in de kern geplaatst.
Onderzoek naar MOX-brandstof in Borssele
EPZ geeft KEMA de opdracht om te onderzoeken welke aanpassingen er in de kerncentrale in Borssele noodzakelijk zijn om eventueel MOX-splijtstof te kunnen gebruiken. MOX is een mengsel van plutonium en uranium, terwijl ‘normale’ splijtstof uit alleen uranium bestaat. EPZ zegt een intern vooronderzoek gedaan te hebben en wil graag bijdragen aan “de oplossing van de vraag wat ze met het plutonium aan moet dat bij de opwerking van gebruikte splijtstofstaven vrij komt.“ In totaal komt er door opwerking ruim 3000 kilo Pu op van de periode 1973-2003. Daarvoor moet Borssele dan wel langer open blijven.
Deel splijtstof KCB uit kernwapens Rusland
Tijdens de jaarlijkse splijtstofwisseling zijn een deel van de nieuwe splijtstofstaven in de kerncentrale Borssele afkomstig uit Rusland. EPZ heeft een (vierjarig) contract afgesloten voor de levering van splijtstof waarbij hoog verrijkt uranium, afkomstig uit Russische kernwapens, vermengd wordt met verarmd uranium, afkomstig uit opwerking in Frankrijk. Dat is goedkoper (“we zijn een commerciële onderneming, de prijs is gewoon gunstig”) want Rusland moet van het hoogverrijkt uranium af en op deze manier hoeft het ook niet meer verrijkt te worden. Urenco is dan ook niet blij, want het verliest een deel van de verrijkingsopdrachten voor Borssele. Euratom beperkt overigens de hoeveelheid te importeren splijtstof uit Rusland tot een kwart van de jaarlijkse behoefte.
KCB: vergunning voor hoger verrijkt uranium
De kerncentrale in Borssele heeft een vergunning gekregen voor het gebruik van hoger verrijkt uranium. Het gaat om brandstof met (maximaal) 4,4 % splijtbaar uranium 235. Het is de tweede keer dat de centrale een vergunning krijgt voor het verhogen van het percentage U-235. In 1997 werd het verhoogd van 3,3 % (wat het was vanaf de ingebruikname in 1973) tot 4 %. Natuurlijk uranium heeft ongeveer 0,7 % U-235.
EPZ: weer onderzoek naar MOX
Nu de bedrijfsduur van Borssele is vastgesteld, doet de EPZ, volgens Van Geel, weer onderzoek naar de mogelijkheid van het gebruik van MOX-brandstof in de centrale. Een eerder onderzoek concludeerde dat het gebruik van MOX technisch mogelijk was, maar, zo deelde EPZ mee, door onduidelijkheid over de bedrijfstijd was onduidelijk of de aanpassingen economische verantwoord waren. Al het plutonium uit Borssele wordt “overgedragen aan derden” (Areva, in dit geval) die het gebruikt (kan gebruiken) voor de MOX-productie van haar internationale klanten. Uit antwoorden op Kamervragen in oktober is duidelijk geworden dat EPZ al haar (verse) uranium betrekt uit Kazakstan.
Borssele wil nu toch MOX
EPZ onderzoekt nu toch de inzet van MOX-brandstof (een mengsel van uranium en plutonium) in Borssele. Het bedrijf dient een startnotitie voor een vergunningsaanvraag in bij het ministerie van VROM. In de huidige bedrijfsvergunning is de inzet van MOX niet toegestaan. EPZ zal naar verwachting in de eerste helft van 2009 een Milieu Effect Rapport (MER) indienen. Het bedrijf zegt vooral uit economische motieven voor MOX te kiezen, uranium is gewoon te duur geworden.
Definitieve beschikking brandstofdiversificatie Borssele
Na diverse eerdere keren overwogen is de EPZ op 8 juli 2010 toch gestart met de vergunningsaanvraag voor het gebruik van MOX-brandstof in de kerncentrale.
Op 9 maart 2011 legt de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) de ontwerpbeschikking ‘Brandstofdiversificatie Kerncentrale Borssele’ op grond van de Kernenergiewet (Kew) ter inzage gelegd en op 24 juni komt de definitieve vergunning.
Door die vergunning is het EPZ toegestaan om in de kerncentrale Borssele MOX en ook (c)-ERU te gebruiken. MOX is een mengsel van uranium en plutonium en (c)-ERU is gecompenseerd verrijkt opgewerkt uranium. Om gebruik van (c)-ERU te maken moet de maximale verrijkingsgraad verhoogd worden. Door de storende werking van U-236 die in het opgewerkt uranium aanwezig is en dat werkt als een neutronenvanger, moet er meer splijtbaar uranium aanwezig zijn om de zelfde energie op te wekken. De maximaal toegestane verrijkingsgraad (het percentage splijtbaar U-235) wordt verhoogd naar 4,6%. Doordat plutonium een aantal kernfysische eigenschappen heeft die anders zijn dan uranium-235, worden de veiligheidsmarges door de inzet van MOX kleiner. Door de inzet van MOX en (c)-ERU neemt de stralingsbelasting van werknemers toe, nemen de tritiumlozingen toe, nemen de proliferatiegevaren toe, etc. en zo verder. Maar de minister heeft er geen probleem mee.
Op 13 februari 2013 veegt de Raad van State het beroep van Greenpeace van tafel: “mox-splijtstof levert slechts een onbeduidende verhoging van de veiligheids- en gezondheidsrisico´s op”.