- opslag op land:
- discussie over de interim-opslag van kernafval op land, als alternatief van dumpen in zee, tot het moment dat COVRA gevestigd is
Onderzoek naar alternatief voor dumpen
Minister V&M (Ginjaar) zegt dat hij een commissie gaat instellen die voor het dumpen van radioactief afval in zee “dat op kortere termijn gezien uit milieuhygiënisch oogpunt verantwoord is, met het oog op de lange termijn geen alternatief zou moeten worden gevonden“ Deze Commissie Heroverweging Verwijdering Radioactief Afval moet er voor 1 oktober zijn. Maar dat lukt (weer eens) niet: pas in maart 1981 wordt de commissie ingesteld, en zal ook de bestuurlijke uitvoerbaarheid van de methoden onderzoeken.
Oprichting ILONA voor afvalbeleid
Na het niet doorgaan van proefboringen en het aannemen van een motie (27-2-80) die vraagt om verder onderzoek naar, ook bovengrondse, afvalopslag te doen, kiest de regering voor een gefaseerde, technisch-wetenschappelijke aanpak. Daarbij hoort het opzetten van commissies. In augustus ’81 laat Van Aardenne (Min. EZ) weten dat de Beleidscommissie Integraal Landelijk Onderzoek Nucleair Afval (ILONA) wordt opgericht, die bestaat uit vier optiegebieden (studie-commissies): OPLA (geologische OPslag te LAnd), NORA (Noordzee-zoutkoepels); DORA (Diepzee-opberging) en MINSK (mogelijkheid van interim opslag).
Afvalopslag in Velsen?
De Staat koopt (voor ongeveer f 4 miljoen) een terrein van 1 hectare op het industrie gebied ‘Meerweiden’ in Velsen voor de opslag van LAVA en MAVA. De burgemeester spreekt van een “volslagen overval.“ Tot de aankoop wordt besloten om te voorkomen dat er weer gedumpt moet gaan worden Er wordt ook meteen een bouwvergunning aangevraagd en de minster spreekt in het Kamerdebat op 25 januari van een ‘bijna zekerheid’ dat dumpen onnodig is. Echter, meteen na het bekend worden van de koop, wordt op 11 december door ongeveer 2000 mensen gedemonstreerd tegen de opslag daar. In de brochure die huis aan huis wordt verspreidt staat dat deze locatie na grondig onderzoek is gekozen “waarbij alternatieven minder geschikt werden bevonden.“ In de brochure wordt niet één keer vermeld dat het meeste afval afkomstig is uit kerncentrales. Tien dagen later valt er volgens minister Winsemius al wel te praten over alternatieve locaties. De gemeente wil via het wijzigen van het bestemmingsplan opslag onmogelijk maken en ook 5 hectare naast het terrein aankopen om uitbreiding te bemoeilijken.
Alternatief voor dumpen in zee
De Commissie Heroverweging Verwijdering Radio-actief Afval (of de Commissie Van Bueren) heeft voorkeur voor “verwijdering van het radio-actief afval in diepe stortholtes in zout“ in plaats van in de Atlantische Oceaan. Maar voor het verwijderen van bepaalde categorieën is ook opslag bovengronds of net onder de oppervlakte voor een periode van 15-150 jaar een bruikbare mogelijkheid. Het rapport ’Studie naar de mogelijkheden voor de verwijdering van uit Nederland afkomstig laag- en middenactief vast afval anders dan door storten in de Atlantische Oceaan’, moet, zoals de titel al zegt, alternatieven aandragen voor de omstreden dumpingen in zee. Scheiding van afvalstromen op bijv. halveringstijden, wordt als belangrijk gezien.
Geen dumping maar tijdelijke opslag bij ECN
De gemeenteraad van Zijpe gaat akkoord met opslag van radioactief afval (LAVA en MAVA) op het ECN-terrein voor een periode van 5 jaar, met eventueel mogelijkheid tot verlenging van nog eens 5 jaar. De gemeenteraad had in mei 1981 nog een motie aangenomen de opslag niet verder uit te breiden, maar nadat minister Winsemius en de provincie Noord-Holland, de ECN hadden genoemd als beste locatie, ging de ECN snel akkoord. De gemeente komt hierdoor onder zware druk te staan en gaat uiteindelijk akkoord. Hiermee is het dumpen van het afval in zee definitief van de baan en kan er gezocht worden naar een andere locatie. Velsen valt af. De reguliere raadsvergadering 2 dagen eerder was niet doorgegaan omdat de raadszaal door antikernenergie activisten was bezet.
Centrale opslag voor al het radioactief afval
De Nota Radioactief Afval wordt naar de tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt het regeringsbeleid uiteengezet inzake het radioactief afval. Men besluit dat er ‘binnen Nederland’ een centrale opslagplaats moet komen voor al het in Nederland geproduceerde afval, dus ook het hoogradioactieve afval dat terugkomt van opwerking, of bestraalde splijtstofstaven als van opwerking wordt afgezien. “Mede op grond van financieel-economische overwegingen dient nu de voorkeur te worden gegeven aan opslag op land.“ Na deze periode, “men moet daarbij denken aan een opslagtermijn in de orde van 100 jaar”, kan een deel van het afval “dat voldoende vervallen is (…) als niet-radioactief afval worden afgevoerd.“ De Nota vervolgt: “Gedurende de periode van opslag kunnen opties voor de definitieve verwijdering verder worden bestudeerd, kunnen internationale ontwikkelingen worden gevolgd en kan mogelijk zelfs aansluiting worden gezocht bij een eventuele internationale bergingsfaciliteit.“