De Nota Radioactief Afval wordt naar de tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt het regeringsbeleid uiteengezet inzake het radioactief afval. Men besluit dat er ‘binnen Nederland’ een centrale opslagplaats moet komen voor al het in Nederland geproduceerde afval, dus ook het hoogradioactieve afval dat terugkomt van opwerking, of bestraalde splijtstofstaven als van opwerking wordt afgezien. “Mede op grond van financieel-economische overwegingen dient nu de voorkeur te worden gegeven aan opslag op land.“ Na deze periode, “men moet daarbij denken aan een opslagtermijn in de orde van 100 jaar”, kan een deel van het afval “dat voldoende vervallen is (…) als niet-radioactief afval worden afgevoerd.“ De Nota vervolgt: “Gedurende de periode van opslag kunnen opties voor de definitieve verwijdering verder worden bestudeerd, kunnen internationale ontwikkelingen worden gevolgd en kan mogelijk zelfs aansluiting worden gezocht bij een eventuele internationale bergingsfaciliteit.“