Oprichting ITAL en besluit tot reactor
In Den Haag wordt de Stichting Instituut voor de Toepassing van Atoomenergie in de Landbouw opgericht met als doel “de bevordering van de landbouw door middel van stimuleren, het adviseren en het verrichten van onderzoek betreffende toepassing van ioniserende stralen en het gebruik van isotopen en gemerkte verbindingen“. Als locatie voor het ITAL wordt Wageningen gekozen omdat daar de Landbouwhogeschool (de latere Landbouw Universiteit) gevestigd is. In december ‘56 was daar al een internationale conferentie gehouden, waarin de minister van Landbouw Mansholt, zei dat het gebruik van “radioactieve stralen en isotopen (…) nooit voorziene mogelijkheden [biedt] (…) op het terrein van de bemestingsleer, plantenveredeling, veevoeding, bestrijding van onkruiden en insecten en het conserveren van voedsel“.
Eind december (’57) wordt door de Ministerraad besloten tot de bouw van een reactor op het terrein in Wageningen. Bij drie bedrijven worden offertes gevraagd en in 1958 wordt het RCN belast met het ontwikkelen en bouwen van de reactor.
Defensie koopt bronnen voor ‘praktijkoefening’
Eindelijk komt de al op 7 maart 1952 door het Ministerie van Marine ingestelde commissie met haar eindrapport. In deze periode van Koude Oorlog laat het Ministerie van Marine onderzoeken hoe men zich tegen een aanval met kernwapens kan beschermen. De commissie moet advies geven over de aanschaf van apparatuur “ter beveiliging tegen radio-actieve straling“. In het als ‘confidentieel’ geclassificeerde rapport wordt voorgesteld om afschermings- en meetapparaatuur te kopen, maar ook radioactieve bronnen om praktijkoefeningen te kunnen uitvoeren.
Brandstof voor reactor Delft
Een pachtovereenkomst wordt gesloten tussen de VS en ministerie van OK&W voor brandstof voor de Hoger Onderwijs Reactor (Delft). Het is de bedoeling de reactor, die vanaf juni op de tentoonstelling ‘Het Atoom’ op Schiphol zal staan, daarna in Delft ten behoeve van de Technische Hogeschool weer op te bouwen.
Details over centrifugeonderzoek bekend
De eerste internationale conferentie over isotopenscheiding in Amsterdam, georganiseerd door prof. Kistemaker (FOM). Op deze bijeenkomst worden een aantal zaken besproken die de jaren daarvoor in verschillende landen in het geheim zijn gevoerd. Bekend wordt dat een aantal krijgsgevangen genomen vooraanstaande Duitse onderzoekers allerlei methoden voor uraniumscheiding tot ontwikkeling hebben gebracht oa. in Rusland. Eén daarvan is de ultracentrifugeprocédé van prof. Steenbeck. Het Nederlandse verrijkingsproject verlaat na de conferentie de tot dan toe gevolgde ontwikkelingslijn, de lijn Groth (toen werkzaam bij de universiteit van Bonn) en vervolgd vanaf dan de lijn Steenbeck. Kistemaker zelf zegt in september 1958 al dat er binnen een jaar en Duits-Nederlands proefinstallatie zal zijn.
Scheepsreactoren
De ‘Stichting Kernvoortstuwing Koopvaardijschepen’ (SKK) wordt opgericht door 11 reders en werven met in het bestuur ook vertegenwoordigers van RCN, TNO en TH Delft. In opdracht van deze stichting wordt wat werk gedaan door de RCN, maar de activiteiten lopen al snel terug. In 1958 geeft de NV Scheepsbouwbelangen, een kleinere groep werven, opdracht aan het RCN om een meer gedetailleerde studie uit te voeren naar mogelijkheden van een scheepsreactor, die ook de belangstelling van de Koninklijke Marine heeft. Deze studie, die zich baseert op de drukwaterreactor, zal zich gaan ontwikkelen tot het NERO-project (Nederlands Eerste Reactor Ontwerp) en een belangrijk deel van het RCN-programma gaan bepalen.
Eerste nummer Nederlands vakblad
“Hierbij heb ik het genoegen U het eerste nummer aan te bieden van een maandelijks te publiceren RCN-Bulletin. Hierin zullen mededelingen en berichten worden opgenomen uit de vakliteratuur, terwijl daarnaast door medewerkers van het RCN van tijd tot tijd aandacht zal worden besteed aan een belangrijk aspect van de ontwikkeling van de toepassingen der kernenergie.” Zo begint het eerste nummer van dit ‘vakblad’ (f 15,- per jaar). Opvallend is dat er relatief weinig aandacht is voor de Nederlandse ontwikkelingen, men richt zich vooral op technische verhalen en optimistische verwachtingen over bouwprogramma’s uit de VS en de VK. En tekenend is dat kernenergie vrijwel altijd met een hoofdletter K geschreven wordt. Wegens "groot succes" wordt de naam vanaf januari 1959 veranderd in ‘Atoomenergie en haar toepassingen’. Dit blad zal blijven bestaan tot eind 1976, wanneer de naam verandert wordt in ‘Energiespectrum’. Het RCN heet dan ook al ECN.
Tentoonstelling ‘Het Atoom’
Opening van de tentoonstelling Het Atoom op Schiphol. Er is een grote hal speciaal voor de tentoonstelling gebouwd, de gemeente Amsterdam stelde 6,5 miljoen gulden beschikbaar. Onderdeel is onder meer een maquette van de in Petten te bouwen HFR en ook een werkende reactor. Althans zo lijkt het voor de bezoekers. De reactor (620 gram 20% verrijkt uranium splijtstof) was door Prins Bernhard bij de opening in bedrijf gesteld, maar de onder verantwoordelijkheid van het RCN werkende bedieningsploeg constateert dat het echt op vermogen brengen veel te lang zou duren en feitelijk dooft bij de opening alleen het licht onder in het bassin, waardoor de Tsjerenkov-straling (de blauwe gloed) zichtbaar wordt. Ook worden luchtbelletjes in het water opgemerkt en als ’s nachts het publiek thuis onder de indruk droomt van de nucleaire toekomst, wordt onderzoek gedaan en blijkt dat het gas dat uit splijtstofelementen ontsnapt splijtingsproducten bevat. Blijkbaar is de techniek van de Amerikanen die de splijtstof leverden nog niet zo ver ontwikkeld. De tentoonstelling, die tot 15 september duurt, trekt in totaal 750.000 bezoekers (“toegang f 0,50 - inclusief toegang tot de luchthaven”. De reactor zal, zo is althans de bedoeling, na de tentoonstelling in Delft weer worden opgebouwd als de Hoger Onderwijs-reactor (HOR).
Al in januari 1955 had ‘Het Atoom – hoop voor de toekomst’, een rijdende Amerikaanse tentoonstelling, ook diverse plaatsen in Nederland aangedaan.
Kernenergienota Zijlstra
Nota inzake de Kernenergie (‘Opwekking van electriciteit door middel van kernenergie’) wordt door de Minister van Economische Zaken Zijlstra naar de Staten-Generaal gestuurd. In de nota wordt verwacht dat het elektrische vermogen (dan 3180MW) in 1975 zal zijn gegroeid tot 8650MW, waarvan 3000 MW door kernenergie zal worden opgewekt. Waarna dan “de noodzakelijke uitbreidingen en vervangingen in 1975 geheel op basis van kernenergie zouden kunnen plaatsvinden”. De eerste kernreactor (100MW) zal, zo is de verwachting, al in 1962 in gebruik worden genomen. Een jaar later zullen er dan al twee kerncentrales met een gezamenlijk vermogen van 300MW tot stand moeten zijn gekomen. Die eerste centrale zal, zo is de overtuiging van de PLEM bij Buggenem komen en een gasgrafiet-reactor zijn zoals in Calder Hall (Engeland).
Andere toepassingen van kernenergie worden niet genoemd, en het lijkt dat met deze Nota het ministerie van EZ het terrein van de kernenergie voor de toekomst voor zich opeist.De Nota begint dan ook met “Nu de ontwikkeling van de kernenergie (…) zover is voortgeschreden dat uit de fase van voorbereidend onderzoek tot het stadium van praktische toepassing kan worden overgegaan.”
Er wordt aangekondigd dat er gewerkt wordt aan Atoomwetgeving. Daarin zal “onder meer aandacht worden besteedt aan het belangrijke veiligheidsaspect alsmede aan de verplichtingen, voortvloeiende uit de door de Staat gesloten internationale overeenkomsten”. De minister deelt ook mee dat er ook “in West-Duitsland aan de ultra-centrifuge methode gewerkt wordt. Teneinde het onderzoek te versnellen hebben de RCN en de desbetreffende Duitse instelling met elkaar kontakt opgenomen omtrent een samenwerking op dit gebied, over de hoofdlijnen waarvan in beginsel reeds overeenstemming werd bereikt“.
Het optimisme uit de Nota is snel achterhaald: Na de Suez-crisis (1956) komt er een overvloed aan goedkope olie uit het Midden-Oosten, en er worden in Nederland grote gasvoorraden gevonden. Dit heeft tot gevolg dat de Nota pas vijf jaar later (in 1962) in de Kamer wordt besproken, als de volgende Kernenergie Nota verschijnt, die meer een bijstelling van deze is.
‘In 1962 eerste kerncentrale in Geertruidenberg in bedrijf’
De KEMA commissie Roodenburg (om de types reactoren te onderzoeken die voor elektriciteitsproductie in Nederland in aanmerking komen), stelt als reactie op de Kernenergienota van Zijlstra dat in 1962 bij Geertruidenberg de eerste reactor (100MW) stroom moet gaan leveren en daarna in 1964 bij Harderwijk een 200 MW reactor in bedrijf moet komen. De kosten van de centrale die door de PNEM gebouwd zal gaan worden, zijn ongeveer f 180 miljoen. De hogere prijs per kilowatt, moet, zo vindt de industrie, natuurlijk niet alleen door de afnemers in Brabant opgebracht worden. De PLEM en Buggenem worden niet meer genoemd.
IAEA begint werkzaamheden
De International Atomic Energy Agency (IAEA), een onderdeel van de Verenigde Naties, begint haar werkzaamheden, nadat 26 landen zijn toegetreden en de op 26 oktober 1956 door de VN goedgekeurde statuten hebben ondertekend. De IAEA is de organisatie die al in december 1953 door Eisenhower werd genoemd om de vreedzame toepassing van kernenergie te garanderen en te controleren. Tevens krijgt ze de opdracht kernenergie te promoten. Nederland wordt meteen in 1957 lid.