- Buitenlands beleid:
- regeringspolitiek ten opzichte van kernenergie(-beleid, -objecten) buiten Nederland; ook beleid in internationale gremia en verdragen
Vergunning voor Duitse verrijkingsfabriek in Almelo
Het ministerie van EZ geeft de vergunning in het kader van de Kernenergiewet af voor de bouw van de Duitse verrijkingsfabriek in Almelo (de SP2). Duitsland mag volgens het naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog getekende Verdrag van Parijs niet zelf uranium verrijken om te voorkomen dat men zou kunnen komen te beschikken over kernwapens. Omdat men een van de drie partners in Urenco is, bouwt men nu een verrijkingsfabriek in Almelo. Bij de hoorzitting voor de vergunning zijn er ongeveer 25 bezwaarschriften, vooral over de ‘alibi’ functie die de fabriek voor Duitsland heeft om toch ‘atomwaffen-faehiges material’ te verkrijgen, maar ook over kernenergie algemeen. De bouw is al in mei 1971 begonnen.
Teveel radioactief afval: elk jaar dumpingen
Vanaf dit jaar vinden elk jaar dumpingen in zee plaats. De hoeveelheid LAVA/MAVA is zo toegenomen dat 1x per twee jaar niet meer voldoet. Bij het vervoer in juni van het afval van Dodewaard naar Petten, raakt het binnenvaartschip besmet door lekkende vaten. Blijkbaar zo erg dat “de hele buikdenning” er op een werf in Schagen uit gehaald moet worden.
Ook in 1972 wordt de London London Dumping Convention (voluit: ‘Convention on the Prevention of Marine Pollution by Dumping of Wastes and Other Matter’) opgesteld. In 1973 ratificeert Nederland het verdrag wat eigenlijk opgesteld is om wetgeving te creëren voor het dumpen van radioactief afval in zee.
Eerste deel Duitse SP2-fabriek in Almelo in bedrijf
In Almelo wordt het eerste deel van de Duitse proeffabriek, de SP2, in bedrijf genomen. De aandeelhouders zijn: UCN en Uranit elk 49%, BNFL 2%. De capaciteit is nu ongeveer 5 ton swu/jaar en de fabriek wordt uitgebreid tot 25 ton per jaar die in de herfst van 1975 moet zijn voltooid. Volgens UCN-plannen gepresenteerd in september, moet zowel in Almelo als in Capenhurst voor 1976 demonstratiefabrieken gereed zijn met elk een productie van 200 ton verrijkt uranium per jaar. In 1980 moet die capaciteit, volgens die plannen, voor elke fabriek zijn uitgebreid tot 1000 ton per jaar. De optimistische plannen zijn ontstaan omdat de Verenigde Staten hun voorwaarden voor de levering van verrijkt uranium flink hebben aangescherpt, zowel qua prijs als wat leveringsvoorwaarden betreft.
Vergunning Duits-Nederlandse 200-tons fabriek
Minister Lubbers geeft vergunning voor de bouw van de gezamenlijke Duits-Nederlandse 200 SWU-verrijkingsfabriek, de SP3. De vergunning is al op 14 december ’73 aangevraagd, maar pas op 1 februari bekend geworden. De uitbreiding (met centrifuges van Duitse makelij) moet volgens de huidige planning in 1977 zijn voltooid. Dan moet ook het huidige stadium van de proeffabriek (25 ton) eindigen. In maart werd onder leiding van een elf leden tellende commissie de bezwaren tegen de voorgenomen bouw in behandeling genomen. Een belangrijk punt van kritiek was het ontbreken van voldoende duidelijke informatie. De milieufunctionaris van de Stedenband verklaarde dat hij pas drie dagen van te voren op de hoogte werd gesteld van de plannen van Urenco en het veiligheidsrapport. Het Waterschap maakt bezwaar tegen de fluorlozingen die in de vergunning worden toegestaan.
Nederland ratificeert nu pas NPV
Omdat Nederland graag wil zijn bij de eerste Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (een evaluatie die elke 5 jaar plaats vindt) gaat de Tweede Kamer in alle haast akkoord met ratificatie van het al in augustus 1968 door Nederland ondertekende verdrag. Dat heeft zo lang geduurd door de Euratom-IAEA onderhandelingen over allerlei verificatie maatregelen en inspecties. Ten aanzien van het laatste punt wordt in de op 5 april 1973 getekende overeenkomst gesteld, dat IAEA-inspecteurs zich in het algemeen zullen beperken tot observatie van de werkzaamheden van Euratom-inspecteurs. De inspecteurs van de IAEA kunnen slechts onder bepaalde omstandigheden zelfstandig ‘bijzondere inspecties’ uitoefenen. Het Euratom-IAEA verdrag treedt pas op 21 februari 1977 in werking.
Het is wel zo dat Nederland vanaf moment van ondertekening (van het NPV) gehouden is zich overeenkomstig het Verdrag te gedragen totdat ratificatie een feit is. Mocht het Verdrag onverhoopt dan door het parlement verworpen zijn en gaat daardoor ratificatie niet door, dan is pas daardoor een land alsnog ontheven van zijn verplichtingen voor de toekomst. Probleem is wel dat tot ratificatie er geen IAEA-controles plaats vinden. Voor Nederland geld echter sowieso de Euratom-controle. Een belangrijk verschil tussen die twee is dat de IAEA (eventuele) overtredingen aan de VN-veiligheidsraad rapporteert en bij Euratom is de hoogste instantie de gezamenlijk betrokken landen. Wanneer bij dubieuze praktijken de Euratom landen elkaar dekken, is dat het eindstation.
Nederlandse industrie wil reactor bouwen in Zuid-Afrika
Het Kabinet beslist met een heel kleine meerderheid dat Rotterdam Nucleair (RSV) reactorvaten mag leveren aan Apartheidstaat Zuid-Afrika. De order van f 1,36 miljard is cruciaal voor de steeds meer leeglopende RSV-dochter waar nu nog 500 mensen werken. Ook bouwbedrijf Bredero wil graag deelnemen. “Leveren van onderdelen is iets anders dan investeren in Zuid-Afrika”, volgens Den Uyl, die 2 weken daarvoor nog een delegatie van de bevrijdingsorganisatie ANC heeft beloofd de strijd van de zwarte bevolking te steunen. Ook minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel is niet tegen levering. De regering is sowieso wat ambivalent (om het met een understatement uit te drukken) ten opzichte van Zuid-Afrika en kerntechnologie. In de algemene vergadering van de VN uit Kooijstra (onderminister BuZa) op 6 november zijn bezorgdheid over de spreiding van kernwapens, die het resultaat is van “onvermijdelijke spreiding van vergevorderde kennis over kernsplijting.“ Tegelijkertijd krijgt Kistemaker toestemming met geld van het ministerie van Onderwijs een maand lang lezingen te geven over uraniumverrijking in Zuid-Afrika. Maar de maatschappelijke druk is heel groot om af te zien van de levering. Zelfs de NVV is tegen en zegt de bouw en transport dan te gaan boycotten. De PvdA dient vervolgens een motie in die op 18 november met een krappe meerderheid (1 stem: 70-69) door de Kamer wordt aangenomen en waarin staat dat de levering alleen mag plaats vinden als Zuid-Afrika (zonder het land overigens te noemen) het Non-Proliferatie Verdrag ondertekent. Het kabinet stelt een beslissing steeds uit, de maatschappelijke druk wordt groter en er moet nog wel een krediet garantie afgegeven worden.
Order Zuid-Afrika gaat niet door: RSV eist compensatie
De order voor de bouw van reactorvaten in Zuid-Afrika gaat niet door. De Zuid-Afrikaanse elektriciteitsbedrijf Escom kiest voor het andere (Franse) bouwconsortium, hoewel het Nederland-Amerikaans-Zwitsers consortium de grote favoriet was. Maar de Nederlandse regering heeft niet op tijd de nodige garanties gegeven. Een VVD-motie van wantrouwen tegen het kabinet krijgt niet voldoende steun en ook Lubbers (groot promotor van de deal en minister van EZ) treedt toch maar niet af. RSV/Bredero stellen het kabinet “volledig verantwoordelijk” voor het verliezen van de order en eisen dat nu onmiddellijk besloten wordt tot de bouw van kerncentrales in Nederland en financiële compensatie: vòòr 1 januari wil RSV 30 miljoen zien anders dreigt ze Rotterdam Nucleair te sluiten. Vier anti-apartheid-organisaties zetten vervolgens een paginagrote advertentie in Franse kranten over waarom ze tegen de order zijn. Het kabinet stuurt een brief naar de Kamer met als bijlage hun chronologie van de affaire
Nederlandse deelname aan Superphenix
De Tweede Kamer gaat akkoord met deelname van Nederland aan de Franse Superphenix kweekreactor. Terwijl er al twijfels zijn ontstaan over de deelname aan Kalkar, wordt vooral door minister Lubbers (EZ) veel belang aan deelname gehecht. Nederland gaat via de SEP voor 2,5 % deelnemen. Dat komt bij de huidige ramingen neer op f 23 miljoen. De oppositie is groot (ook de Bezinningsgroep Energiebeleid dringt aan op uitstel van de beslissing) en de Kamer gaat pas akkoord na “garanties”. Dat gaat als volgt: Lubbers gaat dan de SEP vragen die “garanties in het oog te houden”. Een motie om van deelname af te zien wordt alleen gesteund door de linkse partijen, de Boerenpartij en drie dissidenten uit CHU, KVP en ARP. De Raad van Commissarissen van de SEP beslist op 23 september formeel tot deelname in de Superphenix, hoewel niet zonder problemen: verschillende aandeelhouders laten “oppositionele geluiden” horen. Er is een financieel plafond, het mag de SEP niet meer kosten dan DM 23,6 miljoen ”en SEP zich verder niet tot enig financieel risico bindt”.
Nederlands bezwaar in West-Duitsland
Nederland en West-Duitsland sluiten een verdrag over overleg over en meldingen van nucleaire installaties in het grensgebied. Voor een installatie binnen 30 km van de grens wordt er overlegd met als doel de veiligheid van de bevolking te garanderen en nadelige gevolgen voor het milieu te voorkomen. Een installatie die binnen 100 km van de landsgrenzen gebouwd gaat worden, wordt, zo is afgesproken, gemeld aan het buurland. Nog dezelfde maand komt de proef op de som bij de plannen voor kernopslag in Ahaus dat ruim 10 km van de Nederlandse grens ligt. De Enschedese gemeenteraad is erg ontevreden over (het gebrek aan) informatie.
Verrijkt Urenco uranium uit Namibië?
Een nieuwe affaire voor Urenco in de maak. In antwoord op vragen van D’66-Kamerlid mevrouw Lambers-Hacquebard verklaart minister Lubbers dat hij “uit bedrijfseconomische overwegingen de herkomst van door de NV Samenwerkende Elektriciteits Produktiebedrijven (SEP) aangekocht uranium niet te kunnen meedelen.“ Wel zegt dat “noch direct noch indirect uranium uit Zuid-Afrika of Namibië wordt betrokken.“ Maar de vragen gingen vooral over of Urenco uranium verwerkt uit apartheidstaat Zuid-Afrika of (het door Zuid-Afrika bezette) Namibië. Lubbers laat daar niets over los, het is ‘loonverrijking’ en de regering kan aan de afspraken daarover “geen bevoegdheden ontlenen om de herkomst van het ter verrijking aangeboden materiaal te doen nagaan.“