Eerste kettingreactie
In een verbouwde kleedruimte onder de tribune van een sportcomplex van de Universiteit van Chicago (VS), lukt het onder leiding van Enrico Fermi om een kettingreactie in een stapeling van blokken uranium en grafiet ongeveer een half uur in stand te houden. Het atoomtijdperk is geboren.
Bombardement wegens kernonderzoek?
De geallieerden voeren een bombardement uit op een villa in Doetinchem, die dienst doet als noodziekenhuis: er vallen in totaal 170 doden. Veelal wordt aangenomen dat dit bombardement een vergissing is en dat de piloten denken dat ze boven Duitsland vliegen. Maar er is een andere theorie: de villa is tot vlak daarvoor in dienst geweest als Duits laboratorium. In mei 1944 wordt besloten het anorchanisch-chemisch en het Kamerlingh Onnes Lab in Leiden te vorderen en de gehele inventaris – “einschliessend Bücher” - ter beschikking te stellen aan “SS-Obersturmführer Dr. Boettcher in Doetinchem”. Op 1 juni 1944 wordt het eerste deel van het instrumentarium naar Doetinchem vervoerd. Volgens het Doetinchemse verzet worden er later ook vaten met zwaarwater afgeleverd (“via Delfzijl uit Noorwegen”) en zou het gaan om "isotopenonderzoek". De commandant in Doetinchem is Boettcher, een atoomonderzoeker, die volgens het NIOD in Doetinchem ‘radaronderzoek’ doet. Het verzet geeft haar vermoedens door aan ‘Londen’. In januari 1945 wordt alles uit de villa overgebracht verder naar het oosten. Werd er in Doetinchem (zij het voor een korte periode) aan het nazi kernwapenprogramma gewerkt en was dat misschien de reden voor het (te late) bombardement?
Thorium verpatst
Het eerste contact in Londen over onderhandelingen tussen Nederland, Engeland en Amerika. Dit resulteert (op 4 augustus 1945) in een overeenkomst waarbij Nederland zich verplicht al het winbare thorium-erts in Nederlands-Indie aan een Amerikaans-Brits consortium over te dragen, nadat aldaar het Nederlands gezag zal zijn hersteld. Niet eens het hele kabinet, laat staan het parlement (of Nederlands Indië) wordt hiervan op de hoogte gesteld. Pas in 1991 wordt de tripartiete thoriumovereenkomst bekend.
Hiroshima en Nagasaki
Om 08.16 uur (plaatselijke tijd) ontploft op 580 meter hoogte boven Hiroshima een atoombom die 60 kilo verrijkt uranium bevat. De bom doodt 130.000 mensen vrijwel meteen (in de periode tot eind oktober 1945) en ongeveer 70.000 tot 100.000 mensen aan de gevolgen daarna. Drie dagen later ontploft er een atoombom (met plutonium) boven Nagasaki. De eerste atoombom ooit, de Trinity-test, ontplofte op 16 juli 1945 in Alamogordo in de Nevada woestijn.
De atoombommen zijn het resultaat van het Manhattan-project. In deze geheime alliantie tussen wetenschap en leger werden kosten nog moeite gespaard om de theoretische mogelijkheid van het destructieve gebruik van de pas ontdekte kernsplijting om te zetten in praktische toepasbaarheid. In de VS werden geheime steden gebouwd waar aan het project werd gewerkt en waar de infrastructuur voor de kernwapenwedloop ontstaat.
Of de atoombommen het einde van de oorlog hebben bespoedigd, is lang onbetwist gebleven. Maar steeds meer analyses wijzen erop dat het weinig tot geen invloed heeft gehad of zelfs het einde heeft vertraagd. Hiroshima en Nagasaki moeten dan ook vooral gezien worden als het begin van de Koude Oorlog en de nucleaire wapenwedloop.
Artikel in The Ethical Spectacle, juni 1996: Hiroshima, was it absolutely necessary?
Smyth-report over Manhattan-project
In het najaar van 1945 krijgt een beperkt aantal Nederlandse wetenschappers een rapport te lezen dat, naar eigen zeggen, een grote invloed op hen heeft. Het is een exemplaar van het op 12 augustus gepubliceerde ‘Smyth-report’. Het rapport (officieel getiteld: Atomic Energy for Military Purposes: The Official Report on the Development of the Atomic Bomb Under the Auspices of the United States Government, 1940-1945) is in opdracht van generaal Groves, de leider van het Amerikaanse Manhattan-project (de bouw van een atoombom), in het geheim geschreven door Henry DeWolf Smyth in de periode zomer 1944 tot juli 1945. Het wordt nog geen week na de atoombom op Hiroshima gepubliceerd. Hoewel technische gegevens nog grotendeels geheim zijn, bevat het veel informatie over de twee manieren waarop het Manhattan-project het materiaal voor de kernbom verkreeg: de productie van plutonium door de beschieting van uranium-238 in een kernreactor en het verrijken van uranium.
Voor het verrijken van uranium (het vergroten van het percentage splijtbaar uranium-235) zijn al vòòr 1940 twee technieken bekend; gasdiffusie en gascentrifuge. Uit het rapport blijkt, dat de Amerikanen veel verwachtten van ultracentrifuge en er zelfs een proeffabriek voor bouwden waar ook uranium werd verrijkt. Maar de technologische ontwikkeling naar gasdiffusie verliep gemakkelijker en vooral ook sneller en aangezien snelheid belangrijk was, werd voor die techniek gekozen.
Link naar het Smyth-rapport
Uranium verborgen in Delft
Tijdens WO-II wordt de yellow-cake door het Ministerie van Oorlog (die ook de aankoop financierde) opgeslagen in een kelder van het scheikundig lab van de Artillerie-inrichtingen (Julianalaan134) in Delft en verborgen gehouden voor de Duitse bezetter, maar ook voor de bevrijder: de Amerikanen zijn nooit op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van yellow-cake. Tijdens de bezetting heeft de kelder last van wateroverlast en als de pompen het niet langer aankunnen wordt de kelder dichtgemetseld. “…het uraan moet er nog zijn…”, schrijft De Haas in september 1945.
Advies voor kernfysisch onderzoek
Op initiatief van de Leidse fysicus H.A. Kramers komt de ‘Commissie voor Atoomphysica’ (ook wel genoemd naar voorzitter Kramers) in Groningen voor het eerst bijeen. Op die eerste vergadering zijn nog maar vijf wetenschappers, die allemaal de beschikking hebben over het Smyth-rapport: Van Arkel, Koster, Gorter, Kramers en Sizoo. Belangrijkste discussie is of met het in Nederlandse bezit zijnde uraniumoxide een ‘atoomzuil’ (letterlijke vertaling van ‘pile’ uit het rapport Smyth), gebouwd zou kunnen worden. Vooral wordt besloten de regering te adviseren een nieuwe organisatie op te zetten voor de promotie van kernfysisch onderzoek. In de eerste vergadering wordt ook gemeld dat Philips ver is gevorderd met de bouw van een cyclotron.
Andere voornemens van de commissie: het door de Duitsers leeggeroofde laboratorium aan de Vrije Universiteit weer in Amsterdam op te bouwen, de deeltjesversneller in Utrecht af te maken en met de bouw van een versneller in Groningen te beginnen. Maar vooral ook om aan de VU een onderzoek te beginnen om het uraniumoxide te zuiveren.
Uranium naar OK&W
Na het einde van de oorlog wordt het uranium door het ministerie van Oorlog overgedragen aan het Ministerie van OK&W (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) G.J.Sizoo (VU Amsterdam) wordt gevraagd er zorg voor te dragen en verklaart zich op 6 februari bereid het beheer over het uranium te voeren.
FOM opgericht
Oprichting van de Stichting FOM (Fundamenteel Onderzoek der Materie) met als belangrijkste doelstelling: “het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de kernfysica met alle ten dienste staande middelen“. Hieronder valt o.a.(het) onderzoek naar eigenschappen van thorium en uranium en de bouw van een kernreactor. Een taak voor FOM is ook om het onderzoek in de verschillende laboratoria te coördineren. De regering is bereid voor het op peil houden van de wetenschap “niet onaanzienlijke middelen vrij“ te maken. H.A. Kramers wordt de eerste voorzitter. Er is al in maart f 50.000,- van de overheid ontvangen en daarvan zijn een aantal mensen in dienst getreden. De jonge onderzoeker J. Kistemaker wordt op pad gestuurd naar Kopenhagen om kennis op te doen voor de bouw van een isotopenseparator.
IKO opgericht
Oprichtingsakte wordt getekend van het IKO (Instituut voor Kernfysisch Onderzoek) in Amsterdam door FOM, Gemeente Amsterdam en Philips. Hier moet de door Philips ontwikkelde cyclotron komen. Het duurt nog bijna een jaar voor de werkzaamheden kunnen aanvangen en de door Philips geleverde (en deels tijdens de oorlog ontwikkelde) cyclotron is pas in november 1949 operationeel.
In 1975 zal het IKO overgaan in het Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge Energiefysica (NIKHEF).