- Politieke partijen:
- verkiezingsprogramma’s, stellingnames en stemgedrag (van specifieke partijen)
Tweede-Kamerverkiezingen, vorming kabinet-Biesheuvel
Grote winnaar is DS’70 van Drees jr. (nieuw met acht zetels). De zittende coalitie verliest haar meerderheid. De PPR komt, net als de Nederlandse Middenstandspartij, nieuw binnen met twee zetels. Door DS'70 bij de zittende combinatie te betrekken, kan in juli het kabinet-Biesheuvel worden gevormd. Bij deze verkiezingen is voor het eerst de opkomstplicht afgeschaft.
De CPN (alleen tegen Urenco waarin Nederland samenwerkt met de Bondsrepubliek), D66 (“krachtige sanering van de lopende projecten op het gebied van maatschappelijke toepassing van nucleaire energie is dringend noodzakelijk”) en de VVD (“kernenergie beloofd een rijke, goedkope en schone energiebron te worden“) hebben nu ook een passage over kernenergie in hun programma opgenomen. De PvdA is bezorgd over gebruik van vreedzame kernenergie voor militaire doeleinden, terwijl de ARP bezorgd is over de verontreiniging door radioactieve stoffen.
Tweede-Kamerverkiezingen, vorming kabinet-Den Uyl
Het politieke beeld verandert door de vervroegde verkiezingen door de val van het Kabinet-Biesheuvel op 29 november 1972 drastisch. KVP en CHU verliezen flink en PvdA en VVD winnen, terwijl ook de winst van de PPR fors is. Noch de vorige coalitie, noch de linkse partijen beschikken over een meerderheid. De formatie is zeer langdurig en leidt pas in mei 1973 tot de vorming van het kabinet-Den Uyl: PvdA, KVP, ARP, PPR en D66. Door de snelle verkiezingen handhaven vrijwel alle partijen hun programma uit 1971.
Raadsvragen over zoutkoepelopslag
Nadat in de weken daarvoor de CPN-fractie in de gemeente Winschoten (die zelfs een motie aannemen) en de Provinciale Staten van Groningen al vragen had gesteld, wil nu de Tweede Kamer fractie van de Communistische Partij dat de regering de opslag van atoomafval in de “aanwezige zoutholtes in het noorden en zuiden van het land“ verbiedt, en eisen dat gemeentelijke en provinciale overheden absolute zeggenschap in deze moeten krijgen. Het Dagblad van de CPN, De Waarheid, heeft er de afgelopen periode regelmatig over gepubliceerd. De CPN stelt zeker niet “tegen de toepassing van de moderne energie als zodanig“ te zijn.
Drie procent Kalkar-heffing
Nadat op 4 april de Kamer met 66 stemmen voor en 54 tegen, akkoord was gegaan (PvdA, PPR, PSP, CPN, D’66 en Boerenpartij stemden tegen) wordt vanaf 1 juli (hoewel ook wel 1 mei of zelfs 1 april als begindatum wordt genoemd) de 3% heffing op ieders elektriciteitsrekening van kracht. Dat bedrag moet geïnd worden om de Nederlandse deelname aan de bouw (die begonnen is op 24 april) van de snelle kweekreactor in het Duitse Kalkar te betalen. Lang en uitvoerig is er gepraat over hoe het geld bij elkaar gekregen moet worden; een energieheffing (dat wilde Defensie niet: te duur) of toch alleen op elektriciteit? De elektriciteitsproducenten zijn het daar niet mee eens, maar moeten zich er in schikken. De Haagse Post schrijft: “De Nederlandse machine-industrie kan zodoende kosteloos, d.w.z. op kosten van de Nederlandse elektriciteitsgebruiker, een portie know-how opdoen bij de uitvoering van een economisch dubieus en qua veiligheid nog veel twijfelachtiger project.“
De 3%-heffing wordt een belangrijke accelerator in het verzet tegen kernenergie in Nederland. Duizenden mensen (en organisaties, politieke partijen en zelfs tientallen gemeenteraden) weigeren de ‘kalkar-heffing’ te betalen; vele individuen worden door de elektriciteitsmaatschappijen afgesloten.
De regering haalt al snel bakzeil; in 1974 schrijft Lubbers in de Energienota dat, hoewel de beslissing pas kort geleden is genomen “er nu reeds aanleiding (is) dit project en de toekomst daarvan opnieuw op zijn verdiensten te bezien.“ Hij kondigt aan dat de heffing per 1 januari 1977 beëindigd wordt, hoewel er in de wettekst van uit gegaan wordt dat het tot beëindiging van de bouw door gaat (er wordt van uit gegaan dat dat 1979 zal zijn). Lubbers stelt ook een fonds in waar weigeraars hun geld op kunnen storten en haalt hiermee voor een deel de angel uit de strijd. Maar de kiem van een brede anti-kernenergie beweging is dan al gelegd.
In 1972 worden de kosten (incl. inflatie) van Kalkar op fl. 1,5 miljard geschat. Nederland zal daarvan 212 miljoen gulden betalen.
Grote deelname Kalkar-demonstratie
Eerste grote demonstratie met ruim 10.000 deelnemers tegen de bouw van Kalkar op het marktplein van dat Duitse dorp. De demonstratie is georganiseerd door (vooral) het Amsterdamse Anti-Kalkar Komitee en wordt vrijwel uitsluitend bijgewoond door mensen uit Nederland. In Duitsland is de anti-kernenergie beweging helemaal niet bezig met de bouw van de snelle kweekreactor. Het Anti-Kalkar Komitee bestaat uit politieke partijen CPN, PSP, PvdA en PPR. Een maand later, op 22 oktober bij een Kamerdebat over kernenergie, worden er 155.000 handtekeningen tegen de kweekreactor aangeboden.
Beslissing nieuwe centrales uitgesteld
Onder druk van een mogelijke regeringscrisis stelt de Ministerraad de beslissing over de bouw van kerncentrales weer uit. De energiesituatie is toch niet zo slecht als gedacht, zo is het argument. Wel worden de in de Energienota aangekondigde onderzoeken verder uitgevoerd, maar begin van de bouw in 1977 is volgens Lubbers “niet wel denkbaar”, maar de formulering “in of omstreeks 1985” uit de Energienota kan volgens Lubbers “nog wel gehandhaafd blijven”. Het zal nu een zaak van het volgend kabinet gaan worden en dus, zo verwacht men, een rol in de verkiezingen gaan spelen. Het is een overwinning van de kleinste regeringspartij, de PPR. Wel wordt besloten de ASEV (Aanvullend Structuurschema Elektriciteitsvoorziening) door te laten gaan waarbij vooral de nadruk komt te liggen op mogelijke vestigingsplaatsen van de kerncentrales en de PKB (Planologische Kernbeslissing) te laten volgen.
Op 31 januari staat er een paginagrote advertentie in de landelijke dagbladen waarin 1200 wetenschappers hun bezorgdheid uitspreken over kernenergie. “Leden van de 2de Kamer, geef ons het voordeel van de twijfel!”.
Op 3 februari gaat de Kamer met grote meerderheid akkoord met het uitstel van de kabinetsbesluit tot uitstel tot na de verkiezingen: PvdA. D66, PPR, KVP, ARP en CHU stemmen voor uitstel; VVD, DS70 en GPV tegen.
Partijcongressen tegen uitbreiding Urenco
Met 6511 tegen 5114 stemmen spreekt het partijcongres van de PvdA zich onvoorwaardelijk uit tegen uitbreiding van het ultracentrifugeproject in Almelo. Tevens wordt ook een amendement aangenomen op het verkiezingsprogramma met de tekst: “Er worden geen nieuwe kerncentrales gebouwd in Nederland“ Door deze motie aan te nemen komt het congres in botsing met de eigen ministers, de Tweede-Kamerfractie en het partijbestuur. Fractievoorzitter Van Thijn zegt dan ook dat de PvdA-bewindslieden de motie (voorlopig) naast zich neer zullen leggen omdat het het verder regeren met de coalitiepartners onmogelijk maakt.
Een dag eerder neemt het PPR-partijcongres een motie aan tegen de verdere continuering van de Urenco-samenwerking en voor het in 1981 (de eerste gelegenheid) uit Urenco te treden.
Tweede-Kamerverkiezingen, vorming kabinet-Van Agt
Grote winnaar is de PvdA Ook de VVD en D66 doen het goed. Het CDA, dat voor het eerst deelneemt, behaalt één zetel winst ten opzichte van het gezamenlijke resultaat van ARP, CHU en KVP in 1972. De winst van de PvdA gaat ten koste van klein-links. Ook klein-rechts verliest. Na een zeer langdurige formatie, waarbij eerst wordt gepoogd een tweede kabinet-Den Uyl te vormen (als grote winnaar van de verkiezingen), wordt in december het (CDA-VVD) kabinet-Van Agt geformeerd.
Volgens het programma van het CDA is met de toepassing van kernenergie “uiterste terughoudendheid geboden”, terwijl ze in het vorige kabinet nog de grote instigator waren voor het besluit tot de bouw van kerncentrales. De CPN vindt dat kernenergie een overheidstaak moet zijn, en D66 vindt dat zolang de problemen niet zijn opgelost het “praktisch gebruik“ niet verder uitgebreid moet worden. De PPR en PSP profileren zich als tegenstanders en PvdA is wat halfslachtig: geen nieuwe kerncentrales en geen vervolg voor Kalkar en UCN. De SGP vindt dat voorzichtigheid geboden is, maar sluit nieuwe kerncentrales niet uit.
Druk om niet akkoord te gaan met uitbreiding UCN
In het regeerakkoord voor het tweede kabinet Den Uyl (PvdA, D66 en CDA) dat bijna rond lijkt, is afgesproken de voorbereidingen voor de bouw van kerncentrales op te schorten en de beslissing tot bouw opnieuw te overwegen. In ruil voor het (voorlopig) uitstel van de bouw van nieuwe kerncentrales zou de PvdA haar verzet tegen uitbreiding van de UC-fabriek hebben opgegeven en een compromis met het CDA hebben bereikt.
Vanuit kerkelijke en universitaire kringen wordt een dringend beroep gedaan op de fracties die betrokken zijn bij de kabinetsformatie om uitbreiding van de UC-fabriek in Almelo te voorkomen. In de open brief aan de Kamerfracties wordt de omstreden leverantie van verrijkt uranium aan Brazilië in herinnering gebracht en wordt betoogd dat uitbreiding van UCN “een onomkeerbare stap is naar verdere uitbreiding van kernenergie in Nederland en West-Duitsland.“ Maar Lubbers ligt dwars en het tweede kabinet Den Uyl zal er niet komen.
Groningen en Zeeland tegen vestigingsplaatsen
Nadat GS van Zuid-Holland zich heeft uitgesproken tegen de Maasvlakte doen de Gedeputeerde Staten van Groningen hetzelfde: "een kerncentrale in de Eemshaven is taboe". Het is een reactie op de ASEV waarmee de regering de vestigingsplaatsen aanwijst. GS vindt dat door een kerncentrale andere industrieën (zoals de geplande vestiging van DSM) niet door kunnen gaan.
Twee dagen later, op 21 oktober, vindt de Provinciale Staten van Zeeland dat er in Zeeland geen geschikte plaats is voor een tweede kerncentrale, ook niet in Borssele. Zeeland is na Zuid-Holland en Groningen, de derde provincie met vestigingsplaatsen, die zich uitspreekt tegen de bouw van een kerncentrale. In Zeeland stemmen alleen Boerenpartij, VVD, SGP en GPV tegen de PvdA motie.