- Start:
- opening (geen bouwbegin) van installatie of oprichting van organisatie
Oprichting Kernfysische Dienst
Nu de tweede Nederlandse kerncentrale in Borssele gebouwd gaat worden vindt de overheid dat er behoefte is aan een onafhankelijke toezichthouder en wordt de Kernfysische Dienst opgericht die 1 november haar werkzaamheden begint. De KFD (die onder het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid valt) moet toezien op de nucleaire installaties, de opslag en het transport van nucleair materiaal en de non-proliferatie (tegengaan van verspreiding) van nucleair materiaal en technologie.
Bouw ATHENE gereed
De bouw van de ATHENE-reactor van de TH Eindhoven is al in maart ’68 gereed, maar de reactor wordt door allerlei organisatorische problemen, zo geeft de gemeente Eindhoven pas op 21 januari de hinderwetvergunning af, nu pas voor het eerst kritisch. De reactor heeft een (laag) vermogen van 10 kW (thermisch) en gebruikt splijtstof met een verrijkingsgraad van 93,3 % U-235. De kosten van de bouw zijn ongeveer f 5,5 miljoen.
Dodewaard officieel geopend
Nadat de kerncentrale in Dodewaard op 24 juni 1968 voor het eerst kritisch is geworden is nu de officiële ingebruikstelling. Dit is ook meteen het eerste incident van de centrale. Met het terugtrekken van de regelstaven uit de kern veroorzaakt koningin Juliana een te snelle toename van de kernsplijting. Het hoofd van de centrale grijpt in en de reactor wordt onmiddellijk stilgelegd.
De 50 MW General Electric centrale is voor een groot deel gebouwd met Nederlandse technologie: Philips bouwde (helemaal betaald door de overheid) de splijtstofelementen (de splijtstofstaven komen van NUKEM); de regelstaven zijn geleverd door Hollandse Signaalapparaten; het reactorvat door RDM (waar ze een flinke staatssubsidie voor krijgen) en de turbine-installatie door Stork. De kosten zijn nogal gestegen; waren ze in 1962 geschat op f 95 miljoen, in 1964 was dat al gestegen tot bijna 110 mln.; in 1967 tot 135 mln. en in 1968 zelfs tot 145 miljoen gulden. De GKN zelf schat in een brochure bij de officiële opening (maart 1969) de totale kosten op f 140 miljoen.
Oprichting UCN
De Ultra-Centrifuge Nederland NV (UCN) wordt opgericht met als opdracht het produceren van centrifuges waarmee uranium verrijkt kan worden. Tevens zal het een proeffabriek exploiteren waarin de vervaardigde centrifuges zullen worden opgesteld. De aandelen zijn als volgt verdeelt: de Nederlandse Staat 55%, Staatsmijnen, Shell en Philips ieder 10%, VMF en Rijn Schelde ieder 7,5%. UCN wordt de Nederlandse poot van Urenco (samen met Engeland en West-Duitsland). Ook RCN wordt officieel aandeelhouder omdat zij de octrooien op haar naam heeft staan Op 19 november wordt M. Boogaardt als eerste directeur benoemd. Wanneer de samenwerkingsovereenkomst met West-Duitsland en Verenigd Koninkrijk tot stand is gekomen zal UCN als Nederlandse partner optreden.
Oprichting Werkgroep Atoom, begin georganiseerd protest
Tot begin jaren zeventig kan men weliswaar af en toe kritiek op kernenergie horen, maar is er van georganiseerde oppositie geen sprake.
Dat verandert snel in de zomer van 1971 als de Amsterdamse lerares Jannie Möller op bezoek in Zwitserland brochures over kernenergie leest. Terug in Amsterdam verspreidt ze een aantal exemplaren van de brochure en komt in contact met andere verontrusten. De Werkgroep Atoom ziet het licht, eerst als Amsterdamse groep, maar al snel met ook mensen van buiten de stad. De Werkgroep wordt algemeen gezien als de eerste actiegroep tegen kernenergie. Men publiceert vooral in weekblad De Nieuwe Linie en in februari 1972 verschijnt er een ‘kernenergie-special’ van ‘De Paniekzaaier’ het blad van de Kabouters. In 1972 schrijft werkgroep-lid Roel van Duijn het boek ‘Bloed’ over een bloedgekoelde kweekreactor, dat in januari 1974 als docudrama door de KRO wordt uitgezonden (op 1 van de 2 Nederlandse tv-zenders). In 1973 wordt de naam veranderd in Werkgroep (Kern)Energie en in 1975 wordt het de Bezinningsgroep Energiebeleid. De leden zijn vooral wetenschappers en (oud) werknemers uit nucleaire industrie (RCN en Dodewaard).
Eind jaren ‘60, begin jaren ‘70 groeit het milieubesef snel, mede door het ‘Rapport van de Club van Rome’, getuige de oprichting van veel milieuorganisaties, onder andere Strohalm (1970) de Raad voor de Milieudefensie (begin 1971) en Stichting Natuur en Milieu (1972). Veel van die landelijke organisaties richten vanaf midden jaren ’70 hun aandacht vooral op kernenergie.
Rond de kerncentrales roert er zich dan ook al het een en ander. In juli 1972 komt naar aanleiding van een ingezonden stuk in de regionale krant PZC een aantal over de kerncentrale Borssele verontruste mensen bij elkaar en richten de actiegroep ‘Borssele ad hoc’ op. Het is een van de eerste lokale groepen die zich specifiek tegen kernenergie richt. In 1970 is in Zeeland al de Vereniging Milieuhygiëne Zeeland opgericht. Deze vereniging houdt zich ook (maar zeker niet specifiek) bezig met problemen rond de kerncentrale in Borssele. In Almelo is, als uitvloeisel van de in 1969 opgerichte werkgroep ‘Ultracentrifuge’ al in 1970 ‘Urania’ ontstaan die zich zeer kritisch opstelt ten opzichte van de verrijkingsfabriek en in Arnhem ontstaat in 1973 ‘Paarse September’ die protesteert tegen de KEMA-reactor. In 1974 ontstaat naar aanleiding van de onrust over opslag van radioactief afval in de open lucht op het kerncentrale terrein de Stroomgroep Dodewaard. In september 1972 is dan al op initiatief van de PPR door de CPN, PvdA CPN, D66, PPR, PSP het Anti-Kalkar Komitee opgericht.
Maar er zijn dan ook al groepen bezig met alternatieve energie, zo is er in 1972 al een congres op de TH Eindhoven over zonne-energie en wordt ook De Kleine Aarde opgericht met het ‘low-energy’ huis.
Interfuel opgericht
Het bedrijf Interfuel BV wordt opgericht, voor de ontwikkeling, productie en verkoop van splijtstofelementen. Het is een joint venture bestaande uit Comprimo (10%), GKN (25%), RSV (30%), Shell (30%), RCN (5%). De BV vestigt zich op het RCN-terrein. Het productieproces dat door Interfuel op commerciële basis zal worden toegepast, bouwt voort op het door de KEMA ontwikkelde sol-gelproces. Al snel zal blijken dat het fabricageproces nog niet uitontwikkeld is en dat de ontwikkelingskosten pas op lange termijn in het product verrekend kunnen worden. Hoewel er enkele prototype-elementen gemaakt worden is Interfuel geen lang leven beschoren.
Borssele opgestart en overgedragen
Op 19 juni krijgt PZEM van de ministers van EZ, Lubbers, en van V&M, Vorrink, de vergunning om de kerncentrale in werking te stellen. Eind juni begint dan het opstarten en testen van de centrale in 5 fases. Er zijn diverse ‘kinderziektes’: klein brandje binnen, diverse lekkages, mosselen groeien in het koelwaterkanaal waardoor er onvoldoende koelwater wordt aangezogen.
Op 25 oktober wordt de kerncentrale officieel door bouwbedrijf KWU overgedragen aan PZEM nadat de centrale op 12 oktober aangesloten is op het Nederlands koppelnet. Het verrijkt uranium voor de brandstof komt via Euratom uit de VS.
Rotterdam Nucleair opgericht
De laatste handtekeningen worden gezet door RSV en General Electric die samen (met het ook Amerikaanse bedrijf CBI) de joint venture Rotterdam Nucleair willen gaan vormen. Dit om beter voorbereid te zijn op een volgende order in Nederland, maar ook voor verdere penetratie van de Europese en Amerikaanse markt. RDM (sinds 1971 een dochtermaatschappij van RSV), is al lang actief in de bouw van reactorvaten. Er zijn al 19 vaten gebouwd (waaronder die van Dodewaard en Borssele) of in opdracht. Vestigingsplaats is Rotterdam en alle werknemers komen van RDM. De capaciteit bedraagt 5 tot 7 vaten per jaar. Door een grote nieuwe hal die in juni 1970 in bedrijf is genomen had RDM zelf al een capaciteit van 4 vaten per jaar.
Oprichting Landelijk Energie Komitee
Na de opheffing eind 1975 van het in 1972 opgerichte Anti-Kalkar Komite wordt het Landelijk Energie Komitee (LEK) opgericht. Het is een samenwerkingsverband van de politieke partijen uit het Anti-Kalkar Komitee (PSP, PPR, CPN, IKB. JS), de Landelijke Stroomgroepen Stop Kernenergie, de Vereniging Milieudefensie, het Nederlandse Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurbehoud (NIVON), de Gezamenlijk Energie Komité’s Zuid-Nederland, Aktie Strohalm, de Hervormde Jeugdraad en het Verbond van Wetenschappelijke Werkers (voorheen Wetenschappelijke Onderzoekers –VWO).
Het LEK tracht de publieke opinie te mobiliseren tegen kernenergie, onder andere door het verschaffen van informatie en het organiseren van demonstraties. Het LEK neemt ook deel in de in 1979 opgerichte Werkgroep Energie Discussie (WED), die tot doel heeft burgers meer te betrekken bij het energiebeleid; hiertoe participeert men in de BMD, de Brede Maatschappelijke Discussie over het energiebeleid.
Het LEK speelt tot haar opheffing in 1985 een belangrijke rol binnen de antikernenergie-beweging maar is niet onomstreden door de centrale organisatiestructuur (hoewel het in het begin de bedoeling is met regionale groepen te werken) en de rol van politieke partijen.
RCN wordt ECN
Een jaar nadat het voorstel door de ministerraad werd behandeld, treden nu de nieuwe statuten in werking van het Energie Centrum Nederland en komt hiermee een einde aan het Reactor Centrum Nederland. Het bestuur van het RCN wordt voor een fait accompli gesteld; het is een politieke beslissing het onderzoeksterrein te verbreden en de naam te veranderen. Het feit dat het RCN het onderzoek naar alternatieven wordt opgedrongen is van grote betekenis. Het onderzoek had ook ergens anders kunnen worden ondergebracht, of er had een aparte organisatie voor op gericht kunnen worden, maar op deze manier wordt het nucleaire onderzoeksinstituut als het ware van binnenuit uitgehold. “Ons geloof in kernenergie mogen wij natuurlijk houden”, zegt de technisch directeur Pelser nog.