Energienota: in 1985 drie nieuwe kerncentrales in bedrijf
Minister Lubbers (EZ) komt met de Energienota. Het is de eerste keer dat energiebesparing als belangrijk doel wordt genoemd en ook wordt energiebeleid niet langer los gezien van milieu en ruimtelijke ordening. Dat heeft natuurlijk alles te maken met de oliecrisis (1973/74) en het Rapport van de Club van Rome (1972). Op 1 december 1973 heeft Den Uyl zijn befaamde toespraak op tv gehouden met de zinsnede dat het “nooit meer wordt zoals het was”.
De visie van het kabinet (vooral de PvdA) is dat energiebeleid een actieve rol dient te spelen in het kader van de gewenste selectieve en economische groei en dat impliceert ook een sterke en zelfs sturende rol van de overheid. Beperking van energiegebruik moet vooropstaan. De Nota pleit al voor studie over heffing of energieverbruik, want in het algemeen zal “het prijsmechanisme niet altijd voldoende effectief zijn om de noodzakelijke matiging van het verbruik te verwezenlijken.“
Het beleid is gericht op diversificatie van energiebronnen waarin kernenergie speerpunt is. In het hoofdstuk ‘Kernenergie’ komt de regering met het principebesluit om nog vòòr 1985 drie grote kerncentrales van 1000 MW elk te bouwen. Er zijn nog wel een aantal voorwaarden: er moet een organisatiestructuur komen waarin de centrale overheid op essentiële punten een beslissende stem moet krijgen; een risicoanalyse voor de complete splijtstofcyclus; rapporten over gezondheidsaspecten en milieubelasting en veiligheidsaspecten van splijtstofcyclus in Nederland; en nadere bestudering van de vestigingsplaatsen. In de praktijk betekent deze beslissing al een uitstel van de bouw en wordt als compromis gezien tussen ministers Lubbers (ARP) en Trip, Van Doorn (PPR) en Vorrink (PvdA) in het kabinet Den Uyl. Den Uyl verklaart vervolgens dat er niet eerder dan in 1979 gestart zal worden met de voorbereiding van de bouw, terwijl Lubbers zegt dat er in 1976 al begonnen kan worden. Maar dat wordt bijgelegd: 1979 is de uiterste datum als de centrales in 1985 klaar moeten zijn, maar verstandiger is om al in 1976 te beginnen.
Na afloop van het tweedaagse Kamerdebat over de Energienota (22 en 23 oktober) zegt minister Lubbers zo spoedig mogelijk met de bouw van 3 kerncentrales te willen beginnen. Er komen nog een paar deelstudies en de Kamer kan altijd nog toestemming weigeren, maar de minister “wil geen maand verloren laten gaan.“ Volgend jaar, zo zegt hij, moet het algemene structuurschema op tafel liggen.
Grote deelname Kalkar-demonstratie
Eerste grote demonstratie met ruim 10.000 deelnemers tegen de bouw van Kalkar op het marktplein van dat Duitse dorp. De demonstratie is georganiseerd door (vooral) het Amsterdamse Anti-Kalkar Komitee en wordt vrijwel uitsluitend bijgewoond door mensen uit Nederland. In Duitsland is de anti-kernenergie beweging helemaal niet bezig met de bouw van de snelle kweekreactor. Het Anti-Kalkar Komitee bestaat uit politieke partijen CPN, PSP, PvdA en PPR. Een maand later, op 22 oktober bij een Kamerdebat over kernenergie, worden er 155.000 handtekeningen tegen de kweekreactor aangeboden.
Bijna helft geen mening over kernenergie
45% van de Nederlanders heeft nog nooit van kernenergie gehoord, kan het niet schelen of heeft er geen mening over; 32% is tegen de bouw van meer kerncentrales en 23% voor. Dit blijkt uit een opiniepeiling van NIPO in opdracht van het nauw aan de nucleaire industrie gelieerde bureau Ellens. Het RCN publiceert de uitkomsten toch nog positief met de kop: “Geen meerderheid Nederlandse bevolking tegen kernenergie.“
Wetenschapsbudget
Met prinsjesdag blijkt uit het wetenschapsbudget voor 1976 van minister Trip dat het budget voor kernenergie voor het eerst zal gaan afnemen. Voor 1976 is een bedrag van f 46,5 miljoen beschikbaar voor energieonderzoek. Dit bedrag (minder dan de ongeveer 80 miljoen in de jaren daarvoor) gaat nog wel helemaal (100%) naar kernenergie. Dit is exclusief de kosten voor Kalkar en de UCN. Voor andere bronnen dan kernenergie is er dan dus nog niets beschikbaar, maar dat moet veranderen nu het RCN omgetoverd wordt tot het ECN. De minister verwacht dat in 1979 f 55,- miljoen voor onderzoek naar andere energievormen beschikbaar zal zijn.
Rapporten nav Energienota verschijnen
De in de Energienota (van 26 september 1974) aangekondigde rapporten en onderzoeken (als voorwaarden voor de bouw van nieuwe kerncentrales) worden aan de Tweede kamer aangeboden.
- RASIN: Risico Analyse Splijtofcyclus In Nederland. Geschreven door SEP, UCN en Interfuel
- Gezondheidsraad over kerncentrales en gezondheid
- Commissie Reactorveiligheid: advies over de veilgheidsaspecten splijtstofcyclus in Nederland
Volgens de auteurs van de RASIN (drie bedrijven met grote belangen in kernenergie) wordt het risico van de splijtstofcyclus voor zover die zich in Nederland afspeelt, vrijwel geheel bepaald door de kerncentrale. Nevenactiviteiten (zoals verrijking, transport, afvalopslag) zijn daarmee vergeleken zeer gering. De kans op het ernstigste ongeval met een centrale wordt berekend op 2-5 maal per miljoen jaar.
De commissie van de Gezondheidsraad komt tot de conclusie dat een ernstig reactor ongeval zeer onwaarschijnlijk is, maar zo’n ongeval zeer ernstige gevolgen kan hebben. Ze stellen dat daarom het parlement een uitspraak moet doen over de aanvaardbaarheid van die risico’s.
Niet erg verrassend komt de Commissie Reactorveiligheid ook tot de conclusie dat de risico’s van kernenergie klein zijn, en dat het overheidstoezicht op de veiligheid bij ontwerp, bouw en bedrijf van een kerncentrale binnen het kader van de bestaande wetten effectief kan worden uitgevoerd.
In december publiceren wetenschappelijk medewerkers van de TH in Enschede, de RU in Groningen en Utrecht kritiek op de drie veiligheidsrapporten, onder de titel ‘Kernenergie in discussie’. Bekritiseerd worden de gekozen probleemstelling, de gehanteerde veiligheidsfilosofie en de gebruikte criteria. Het rapport levert interne, maar vooral externe kritiek op de studies. Waarbij met name de gekozen probleemstelling, de gehanteerde veiligheidsfilosofie en de gebruikte criteria ter discussie staan. Er wordt ingegaan op “fundamentele en wereldwijde aspecten van kernenergie”, toegespitst op de meer specifieke Nederlandse situatie. Van een aantal punten wordt “de ontoereikendheid van onze huidige kennis voor het evalueren van de invloed van kernenergie op volksgezondheid en milieu“ behandeld. Veel aandacht schenkt men aan de omvang, de lange termijn gevolgen, de maatschappelijke ontreddering en mogelijke oorzaken van ongelukken met kerncentrales.
Werkgelegenheid en kernenergie
De bezinningsgroep Energiebeleid wijst (in haar Tweede Bezinningsnota Kernenergie) erop dat als een industrie zich bezighoudt met de bouw van reactoren voor eigen gebruik, men in uiterst pijnlijke dilemma’s verzeild kan raken. Er zal gekozen moeten worden tussen werkgelegenheid enerzijds en levering van centrales anderzijds, aan landen die men op politieke gronden eigenlijk geen kerncentrales zou mogen toevertrouwen. Men berekent dat door warmte-isolatie en zuiniger apparaten de bouw van een aantal 1000MW kernreactoren overbodig zijn en dat ook nog de werkgelegenheid ten goede komt. Vòòr 1977 hoeft er helemaal geen beslissing genomen te worden, schrijven ze.
Oprichting Landelijk Energie Komitee
Na de opheffing eind 1975 van het in 1972 opgerichte Anti-Kalkar Komite wordt het Landelijk Energie Komitee (LEK) opgericht. Het is een samenwerkingsverband van de politieke partijen uit het Anti-Kalkar Komitee (PSP, PPR, CPN, IKB. JS), de Landelijke Stroomgroepen Stop Kernenergie, de Vereniging Milieudefensie, het Nederlandse Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurbehoud (NIVON), de Gezamenlijk Energie Komité’s Zuid-Nederland, Aktie Strohalm, de Hervormde Jeugdraad en het Verbond van Wetenschappelijke Werkers (voorheen Wetenschappelijke Onderzoekers –VWO).
Het LEK tracht de publieke opinie te mobiliseren tegen kernenergie, onder andere door het verschaffen van informatie en het organiseren van demonstraties. Het LEK neemt ook deel in de in 1979 opgerichte Werkgroep Energie Discussie (WED), die tot doel heeft burgers meer te betrekken bij het energiebeleid; hiertoe participeert men in de BMD, de Brede Maatschappelijke Discussie over het energiebeleid.
Het LEK speelt tot haar opheffing in 1985 een belangrijke rol binnen de antikernenergie-beweging maar is niet onomstreden door de centrale organisatiestructuur (hoewel het in het begin de bedoeling is met regionale groepen te werken) en de rol van politieke partijen.
Beslissing nieuwe centrales uitgesteld
Onder druk van een mogelijke regeringscrisis stelt de Ministerraad de beslissing over de bouw van kerncentrales weer uit. De energiesituatie is toch niet zo slecht als gedacht, zo is het argument. Wel worden de in de Energienota aangekondigde onderzoeken verder uitgevoerd, maar begin van de bouw in 1977 is volgens Lubbers “niet wel denkbaar”, maar de formulering “in of omstreeks 1985” uit de Energienota kan volgens Lubbers “nog wel gehandhaafd blijven”. Het zal nu een zaak van het volgend kabinet gaan worden en dus, zo verwacht men, een rol in de verkiezingen gaan spelen. Het is een overwinning van de kleinste regeringspartij, de PPR. Wel wordt besloten de ASEV (Aanvullend Structuurschema Elektriciteitsvoorziening) door te laten gaan waarbij vooral de nadruk komt te liggen op mogelijke vestigingsplaatsen van de kerncentrales en de PKB (Planologische Kernbeslissing) te laten volgen.
Op 31 januari staat er een paginagrote advertentie in de landelijke dagbladen waarin 1200 wetenschappers hun bezorgdheid uitspreken over kernenergie. “Leden van de 2de Kamer, geef ons het voordeel van de twijfel!”.
Op 3 februari gaat de Kamer met grote meerderheid akkoord met het uitstel van de kabinetsbesluit tot uitstel tot na de verkiezingen: PvdA. D66, PPR, KVP, ARP en CHU stemmen voor uitstel; VVD, DS70 en GPV tegen.
RCN wordt ECN
Een jaar nadat het voorstel door de ministerraad werd behandeld, treden nu de nieuwe statuten in werking van het Energie Centrum Nederland en komt hiermee een einde aan het Reactor Centrum Nederland. Het bestuur van het RCN wordt voor een fait accompli gesteld; het is een politieke beslissing het onderzoeksterrein te verbreden en de naam te veranderen. Het feit dat het RCN het onderzoek naar alternatieven wordt opgedrongen is van grote betekenis. Het onderzoek had ook ergens anders kunnen worden ondergebracht, of er had een aparte organisatie voor op gericht kunnen worden, maar op deze manier wordt het nucleaire onderzoeksinstituut als het ware van binnenuit uitgehold. “Ons geloof in kernenergie mogen wij natuurlijk houden”, zegt de technisch directeur Pelser nog.
Kabinet: opnieuw overleg met Brazilië over Almelo-order
Het kabinet besluit opnieuw tot uitstel van de beslissing over uitbreiding van Urenco in verband met de Brazilië-order: er zijn nieuwe voorwaarden en overleg met Brazilië noodzakelijk. De voorwaarden hebben vooral betrekking op de waarborgen van Brazilië voor de levering door Urenco van nucleair materiaal. Lubbers (EZ) en Van der Stoel (PvdA) gaan daarover besprekingen voeren met hun Britse en West-Duitse collega’s. Het kabinetstandpunt heeft veel voeten in de aarde gehad: de PPR-ministers hebben lang gedreigd uit het Kabinet te stappen als de uitbreiding door zou gaan. En begin december deelt PvdA-fractievoorzitter Ed van Thijn nog mee dat dan het hele kabinet zou vallen. De PvdA-fractie is in meerderheid voor uitbreiding van de Urenco-fabriek onder de voorwaarde dat er geen verrijkt uranium wordt geleverd aan het militaire regime in Brazilië. Een beetje lastig standpunt want daar is de uitbreiding juist voor nodig. Maar de partijen gaan akkoord met de toezegging opnieuw met de Braziliaanse regering en de Urenco-partners te onderhandelen over waarborgen over het gebruik van het verrijkte uranium voor het “vreedzaam gebruik van kernenergie” en niet voor het kernwapen-programma van de militaire dictatuur.
In februari stuurt Van der Stoel staatssecretaris Kooijmans naar Londen voor overleg met zijn collega’s van West-Duitsland en Engeland. De Duitse en Engelse partners voelen echter niets voor een herziening van de inmiddels al afgesproken controleregels door het IAEA.