- Vergunningen:
- (juridische) procedures van en bezwaren tegen vergunningen en bestemmingsplannen voor specifieke bezigheid of installatie
Informatie alleen voor insiders en deskundigen?
De PZEM krijgt een vergunning voor “de exploitatie van een inrichting waarin kernenergie kan worden vrijgemaakt.“ De Vereniging Milieu Hygiëne Zeeland gaat in beroep tegen het verlenen van de vergunning, maar is niet de enige: er worden 4000 bezwaarschriften ingediend. Een deel van de herziene versie van het veiligheidsrapport, dat vanaf november ter inzage komt te liggen op het Gemeentehuis, is in het Duits. “Iedere geïnteresseerde spreekt Duits“ krijgt men verbaasd te horen als daar over geklaagd wordt. Dat de vergunningsaanvragers en -gevers het graag een discussie van ‘insiders’ en ‘deskundigen’ wil laten zijn, blijkt o.a. in 1973, als ook sommige stukken bij de vergunningsaanvraag van de KSTR in het Engels zijn. Een vertaling is niet nodig want “de minister is namelijk van mening dat het bewuste rapport alleen leesbaar is voor mensen die ook in staat zijn de Engelse tekst te vertalen.“
KEMA: KSTR opstartproblemen
Nadat het reactorvat en de warmtewisselaar voor de KSTR in 1971 zijn geleverd, werd de bouw van de reactor, vijf jaar later dan gepland, afgerond. Aangekondigd wordt dat de reactor in mei 1972 voor het eerst met verrijkt uranium zal worden beproefd en voor het eerst kritisch zal worden. De KSTR is een grotere versie van de zgn. nulenergie-reactor die van 1956/57 tot ongeveer 1967 in bedrijf is geweest en in 1977 zal worden ontmanteld.
Pas in september ’72 vraagt de KEMA een Kernenergiewetvergunning aa voor “het in werking stellen of kritisch maken van een suspensie test reactor.“ De aanvraag wordt op 14 december door de gemeente Arnhem gepubliceerd. Er zal dan “op een nog nader in de pers aan te kondigen tijdstip“ een hoorzitting volgen. Zowel de KEMA als de regering zeggen dat een hoorzitting niet meer zal zijn dan een ‘voorlichtingsbijeenkomst’ omdat toestemming voor het inwerking stellen al verscholen zou liggen in de Hinderwet vergunning van 1957.
Volgens minister Langman (EZ) is er tot en met 1972 al 96 miljoen gulden uitgegeven aan ‘het project’ KSTR. f 50 miljoen daarvan is opgebracht door de elektriciteitsbedrijven via een directe heffing op de elektriciteitsrekening. Begin september had de KEMA nog met nadruk verklaard de reactor snel op te starten. Later, veel later, wordt bekend (als bijzin in een boek uit 2000) dat er ergens in die periode (ws. in de tweede week van september 1972), bij een poging om de reactor kritisch te maken, de pen van de schrijver (die de neutronen registreert) met een klap in de hoek slaat. De uitschieter is zo sterk dat de Kernfysische Dienst verbiedt door te gaan: er moeten eerst veranderingen aangebracht worden om een herhaling te voorkomen. En voor een prototype (waar nog steeds sprake van is) zal het hele ontwerp nog weer ingrijpend veranderd moeten worden. Men weet eigenlijk dan al dat daar geen geld voor zal zijn en besluit de proefperiode af te maken (1977) en er daarna mee te stoppen. Over het ongeluk wordt niets naar buiten gebracht, Went verklaart dat er “slechts kinderziektes“ zijn. Het is onduidelijk of naar aanleiding hiervan de vergunning is aangevraagd, maar die aanvraag zal grote consequentie hebben (en toch ook weer niet).
Hoorzitting KSTR
Na enkele malen uitgesteld te zijn vindt de langverwachte hoorzitting over de vergunning van de KSTR plaats. De minister vindt het niet nodig een belangrijk Engelstalige rapport van een internationaal panel over de veiligheid van de KSTR (dat notabene enkele maanden eerder nog volgens de regering “een belangrijke rol zal spelen bij de uiteindelijke beslissing voor het afgeven van de vergunning“ in het Nederlands te vertalen. Hij is van mening dat het rapport sowieso alleen leesbaar is voor mensen die ook in staat zijn om de Engelse tekst te vertalen. De hoorzitting staat vooral in het teken van een week eerder uitgegeven verklaring van Milieudefensie dat de KSTR illegaal gebouwd is: de hinderwetvergunning uit 1957 is immers in 1965 geannuleerd. Milieudefensie dringt er bij de Tweede Kamer op aan de verantwoordelijke ministers beter te controleren.
KEMA krijgt vergunning opstarten KSTR
Ondanks 1300 bezwaarschriften en ondanks het feit dat in februari 1973 al wel zo ongeveer duidelijk is dat de KSTR illegaal gebouwd is, verlenen de ministers van EZ en Volksgezondheid en Milieuhygiëne de KEMA toch een vergunning voor de KSTR. De vergunning is voor het “uitbreiden van haar voorzieningen met voorzieningen voor het vrijmaken van kernenergie, voor het lozen in lucht of water en voor het voorhanden hebben van natuurlijk of verarmd uranium, natuurlijk thorium, 93% verrijkt uranium en plutonium“. Ook hier wordt meteen beroep aangetekend, vooral door Milieudefensie Arnhem, die de volgende jaren een harde juridische strijd zal leveren. Op 22 mei, drie weken nadat ze de vergunning hebben gekregen en twee weken na een eerste poging die door kortsluiting mislukt, wordt de KSTR voor het eerst echt kritisch. Dat is precies twee jaar na de mededeling in mei 1972 dat de KSTR “komende zomer“ kritisch zou worden. Toen was de reactor al een jaar subkritisch geweest.
Vergunning Duits-Nederlandse 200-tons fabriek
Minister Lubbers geeft vergunning voor de bouw van de gezamenlijke Duits-Nederlandse 200 SWU-verrijkingsfabriek, de SP3. De vergunning is al op 14 december ’73 aangevraagd, maar pas op 1 februari bekend geworden. De uitbreiding (met centrifuges van Duitse makelij) moet volgens de huidige planning in 1977 zijn voltooid. Dan moet ook het huidige stadium van de proeffabriek (25 ton) eindigen. In maart werd onder leiding van een elf leden tellende commissie de bezwaren tegen de voorgenomen bouw in behandeling genomen. Een belangrijk punt van kritiek was het ontbreken van voldoende duidelijke informatie. De milieufunctionaris van de Stedenband verklaarde dat hij pas drie dagen van te voren op de hoogte werd gesteld van de plannen van Urenco en het veiligheidsrapport. Het Waterschap maakt bezwaar tegen de fluorlozingen die in de vergunning worden toegestaan.
Overeenkomst over vaten met te hoge straling
Er is overeenkomst bereikt tussen Dodewaard, RCN en de ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid over het afval dat al jarenlang op het terrein van de centrale in Dodewaard staat. Doordat de vaten een te hoge stralingdosis afgeven (door ondeugdelijke verpakking) geeft het ministerie geen transportvergunning of weigert het RCN ze op te halen en bij hen op te slaan, hoewel de RCN door de overheid aangewezen is als centrale locatie voor de opslag van radioactief afval. De GKN geeft toe dat zelfs buiten het terrein de straling van het afval te hoog is, maar “wie gaat daar nou een hele tijd staan?“ zeggen ze. Van de 550 vaten, waarvan sommigen er al staan vanaf 1972, worden er 350 toch naar de RCN afgevoerd, worden er 150 in Dodewaard "geschikt gemaakt" zodat ze binnen de normen voor dumping in zee vallen, waarna ze naar de RCN gaan en de resterende 50 worden in opslagruimtes in Dodewaard zelf opgeslagen. Twee politieagenten, die in verband met de Molukse gijzelingen op het kerncentraleterrein wacht moeten lopen, halen een ‘grap’ uit en leggen hun dosismeters een paar uur op de vaten (volgens anderen tonen ze hiermee aan dat van het afval wel degelijk gevaar uitgaat, ondanks alle geruststellende woorden). Er ontstaat consternatie als ze ‘besmet’ lijken te zijn. Als de twee agenten het in januari 1976 opbiechten worden ze disciplinair gestraft. Maar de verantwoordelijken van de GKN die in strijd met de hinderwet vergunning het afval op het terrein opslaan, ontspringen de dans. In april 1978 besluit de Officier van Justitie geen strafvervolging in te stellen: “thans is de opslag goed geregeld en het is niet opportuun meer de directie hierover lastig te vallen.“
Vergunning afval opslaggebouw Dodewaard
De GKN heeft op 28 juli 1976 een vergunning aangevraagd voor de bouw van een opslaggebouw en de verbetering van de behandeling van radioactief afval. Kosten worden geschat op f 10 miljoen. Deze plannen zijn een direct gevolg van de problemen bij de afvoer van afval naar het (toenmalige) RCN. In december wordt de eis om de door de gemeente verleende vergunning te schorsen door de Raad van State afgewezen en in april worden de bezwaren tegen de vergunning voor de bouw (die al begonnen is) afgewezen.
Nieuw kabinet akkoord met uitbreiding Urenco
In een op deze datum gedateerde brief laat de nieuwe minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw weten dat er besluiten zijn genomen over de uitbreiding van Urenco in Almelo. In een van de eerste ministerraadsvergaderingen (van het nieuwe CDA-VVD kabinet Van Agt), van 23 en 30 december 1977 is afgesproken akkoord te gaan, uit de volgende ‘beleidsoverwegingen’: er was door Duitsland en Engeland om een snel besluit gevraagd, Duitsland overweegt zelfs een eigen verrijkingsfabriek te bouwen; de periode van een jaar uitstel door het vorige kabinet was nu verstreken, en de winstgevendheid van de onderneming zal gaan afhangen van het wel of niet doorgaan van het contract met Brazilië. Ook zijn er volgens de minister met Brazilië afspraken gemaakt over het instellen van ad hoc veiligheidsvoorwaarden. Nadat op 12 januari Brazilië daarmee akkoord is gegaan, kan wat de regering betreft, de uitbreiding in Almelo beginnen. Het ‘landelijk initiatiefcomité tegen uitbreiding van de ultracentrifugefabriek in Almelo’ vraagt zich in een reactie af waaruit de garanties bestaan die door Brazilië zijn gegeven en hoe dat mogelijk is aangezien het land wordt geregeerd door een militaire dictatuur die niet eens in staat is de eigen bevolking veiligheidgaranties te geven. Vlak voor het debat in de Kamer op 26 januari, laat de nieuwe minister van EZ (Van Aardenne) de kamer weten dat het contract tussen Urenco en Brazilië al is getekend op 10 maart 1976 en dat vervolgens op 14 juli 1976 de ministers van EZ en BuZa daar akkoord mee zijn gegaan: met andere woorden: ‘praat gerust, als je maar niet denkt dat er nog iets te veranderen valt!’ Ook hier heeft de Kamer niets over te zeggen gehad. Ook later zal het kabinet in debatten volhouden dat de beslissing al in 1976 is gevallen
Op 8 februari krijgt Urenco van het ministerie van EZ de vergunning voor de 1000-tons fabriek (de SP4). Uit de begeleidende brief blijkt dat Urenco al op 30 september 1976 om de vergunning heeft gevraagd, maar in mei 1977 een nieuwe aanvraag heeft moeten indienen, vanwege het uitstelbesluit van het vorige kabinet in december 1976. De bezwaren die massaal tegen de vergunning ingediend worden, hebben vooral met proliferatie en de geplande levering van verrijkt uranium aan Brazilië te maken.
Vergunning KSTR nietig verklaard
Na jaren procederen is er een Koninklijk Besluit die de vergunning van 1-5-1974 voor de KSTR nietig verklaard. Al eerder heeft de kerngroep van Milieudefensie in Arnhem gelijk gekregen en de hinderwetvergunning van 1957 nietig verklaard gekregen. Daar de vergunning van 1974 een wijzigingsvergunning is (voor het uitbreiden van activiteiten) van de nietig verklaarde 1957 vergunning is er geen andere mogelijkheid dan de vergunning van 1974 ook nietig te verklaren: men kan nu eenmaal geen vergunning geven voor het wijzigen van een niet-bestaande vergunning. Dit betekent in concreto dat alle genoemde nucleaire activiteiten door de KEMA sinds 1957 ZONDER vergunning gebeuren. Een pyrrus overwinning, want de experimenten rond de KSTR zijn enkele maanden geleden definitief stopgezet. En op 31 augustus besluiten de ministers dat ze niet gebruik zullen maken van hun recht het kernlab te sluiten: er wordt “al 20 jaar nuttig onderzoek verricht“ en oordelen “dat de vrees voor hinder en schade betrekking hadden op de KSTR (…) die in mei 1977 buiten werking is gesteld.“ In juli heeft de KEMA intussen een (nieuwe) vergunning aangevraagd voor verdere nucleaire experimenten.
Vergunning Borssele definitief (onder voorwaarden)
De Kroon wijst alle bezwaren tegen de vergunning die in juni 1973 voor het inwerking treden van Borssele definitief af. Wel stelt ze een aantal aanvullende veiligheidseisen waaronder de bouw van “voorzieningen waardoor het mogelijk wordt bij het in ongerede raken van de regelzaal, de kernreactor alsnog in een veilige conditie te brengen.“ Van Aardenne zegt in de Kamer dat het beslist niet gaat om een tweede regelzaal, alleen maar een voorziening om de reactor “af te schakelen en te koelen.“