Ondanks 1300 bezwaarschriften en ondanks het feit dat in februari 1973 al wel zo ongeveer duidelijk is dat de KSTR illegaal gebouwd is, verlenen de ministers van EZ en Volksgezondheid en Milieuhygiëne de KEMA toch een vergunning voor de KSTR. De vergunning is voor het “uitbreiden van haar voorzieningen met voorzieningen voor het vrijmaken van kernenergie, voor het lozen in lucht of water en voor het voorhanden hebben van natuurlijk of verarmd uranium, natuurlijk thorium, 93% verrijkt uranium en plutonium“. Ook hier wordt meteen beroep aangetekend, vooral door Milieudefensie Arnhem, die de volgende jaren een harde juridische strijd zal leveren. Op 22 mei, drie weken nadat ze de vergunning hebben gekregen en twee weken na een eerste poging die door kortsluiting mislukt, wordt de KSTR voor het eerst echt kritisch. Dat is precies twee jaar na de mededeling in mei 1972 dat de KSTR “komende zomer“ kritisch zou worden. Toen was de reactor al een jaar subkritisch geweest.