Eerste buitenlandse order voor Nederlandse industrie
Voor het eerst heeft een Nederlands bedrijf een order gekregen voor de levering van een onderdeel voor een kerncentrale in het buitenland. Het gaat om een order in het Neratoom-kader aan Stork in Hengelo voor twee stoomgeneratoren voor een kerncentrale in Italië. De opdracht komt van General Electric.
Ultracentrifugetechnologie geheim
“Door de Amerikaanse regeringsautoriteiten is aangedrongen op geheimhouding van gegevens betreffende ultracentrifuge-ontwikkelingen in Europese landen. Naar aanleiding daarvan heeft een onderhoud plaatsgevonden met Prof. Kistemaker waarbij deze zich bereid heeft verklaard, rekening te houden met alle wensen van de overheid op het gebied van de geheimhouding“, schrijft het RCN bestuur op 30 september 1960. Vervolgens verklaart op 10 maart 1961 de Nederlandse regering al het werk aan het ultracentrifugeproject tot ‘staatsgeheim’. Naar aanleiding van de geheimhouding stopt FOM (na afloop van het lopende contract): men wil geen geheim onderzoek meer doen. Een andere reden voor FOM om te stoppen is ook dat het steeds minder fundamenteel onderzoek en steeds meer toegepast onderzoek wordt.
Commissie en Fonds Nucleaire Industriele Ontwikkeling
De minister van Economische Zaken installeert de ad-hoc Commissie Nucleaire Industriële Ontwikkeling om advies uit te brengen over de mogelijkheden van de toepassing van kernenergie voor de Nederlandse industrie. Die Commissie Tromp (genoemd naar de voorzitter) markeert het begin van een nieuwe periode: in de jaren ‘50 lag het initiatief vooral bij de wetenschap; in de jaren ‘60 vindt er een verschuiving plaats naar de industrie (zie ook de oprichting Neratoom). Ook in de financiering is die verschuiving zichtbaar: in het begin was kernenergie onderdeel van (de begroting van) het Ministerie van Onderwijs, nu zal dat steeds meer veranderen en wordt EZ de leidende kracht.
In 1962 zal als bewijs daarvoor het fonds Nucleaire Ontwikkeling door EZ worden ingesteld om initiatieven uit de industrie te ondersteunen.
Voorontwerp Nederlandse centrale
Een eerste rapport verschijnt van de SEP Commissie Kernenergiecentrale onder leiding van Roodenburg met het advies tot het volgen van een tweesporenbeleid: de KEMA blijft de suspensie-reactor ‘krachtig voortzetten’ en verder zou gekozen moeten worden de bouw (met Amerikaanse hulp) van een geheel in Nederland vervaardigde centrale van een nog nader te bepalen type – BWR of PWR – en vermogen. De Commissie krijgt op de SEP vergadering van 24 mei fl 600.000,- voor fase 1: het maken van een voorontwerp. Fase 2 is dan een definitief plan: bestek, tekeningen en begroting. Fase 3 is dan tenslotte de bouw.
Stralingsexperimenten Marine
Op de Hr.Ms. De Ruyter (een kruiser van de Koninklijke Marine) wordt een stralingsproef gehouden. Het is de eerste van een serie proeven die tot 1966 zullen duren naar aanleiding van een rapport uit 1957 om praktijkoefeningen te houden met de aangeschafte apparatuur “ter beveiliging tegen radio-actieve straling”. Bij de experimenten wordt door middel van over het dek bewogen stralingsbronnen een besmetting gesimuleerd en de straling in de ruimtes eronder gemeten. Defensie stopt in 1966 met de experimenten omdat de gegevens onvoldoende representatief zijn voor een besmetting die in een kernoorlog plaats kan vinden.
Omdat veel mensen die bij de proeven betrokken zijn, kanker krijgen, wordt er begin 2002-2003 onderzoek naar gedaan en wordt er meer over bekend.
Ontwerp Kernenergiewet
Een eerste ontwerp van een Kernenergiewet wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. Bij de debatten speelt de beschermingsaspecten van de Wet wel een rol, maar de discussie gaat toch vooral over of het beleid inzake de kernenergie (en daarvoor het ondersteunend instrumentarium van de Wet) wel voldoende stimulerend werkt voor de bevordering van kernenergie en of Nederland internationaal “niet de boot mist“.
Geen geld voor kernonderzeeër
De Nederlandse gezant in Washington besluit de Amerikanen mee te delen dat het de wens van de Koninklijke Marine is de aankoop van de kernonderzeeër(s) "te temporiseren". Nederland zou helemaal niet aan haar verplichtingen kúnnen voldoen, mochten de Amerikanen nu positief besluiten. Daar ziet het weliswaar niet direct naar uit, maar het Nederlandse gezichtsverlies zou zeer groot zijn: er is zeker tot 1963 geen geld. Hoewel dat al lang duidelijk is, wordt nu het besluit genomen dit toch mee te delen voordat de Amerikanen er zelf achter zullen komen. Nederland moet zich nog wel een standje laten welgevallen, en Minister van Buitenlandse Zaken Luns geeft de Amerikanen nog mee dat de belangstelling “onverflauwd” is en van uitstel geen afstel mag komen.
LFR voor het eerst kritisch
De Lage Flux Reactor (LFR) wordt op het terrein van het RCN voor het eerst kritisch. Nadat op 24 september 1959 was besloten een kleine reactor te kopen, als aanvulling op de HFR, eind 1959 besloten was dat het een Engels Argonaut-type zou worden, was op 4 maart 1960 het contract voor de bouw van de JASON reactor ondertekend. De reactor wordt eigenlijk gekocht om het moreel van het RCN-personeel op te vijzelen, door problemen met de bouw van de HFR. De reactor (maximaal 10KW) wordt heel goedkoop aangeboden (’n half miljoen gulden), omdat het reactortype (Argonaut, genaamd JASON) niet goed verkoopt. In iets wat eigenlijk niet meer dan een schuurtje is wordt de LFR snel in bedrijf gesteld, want “er waren wel projecten te bedenken die beter met zo’n eenvoudige reactor konden worden gedaan dan met de HFR” en ook was de reactor bedoeld als onderwijsreactor, ‘fool and professor proof’ en zou goed van pas komen bij opleiding van HFR-personeel. Dit is in feite Neerlands’ eerste reactor. De LFR komt in augustus 1962 in z’n definitieve behuizing in het Fermi-gebouw. De reactor gebruikt splijtstof met 90% U-235.
Ultracentrifugeonderzoek onder vuur
Dagblad De Waarheid (het orgaan van de Communistische Partij Nederland) komt met onthullingen over het ‘A-bom-onderzoek’ in Amsterdam en het oorlogsverleden van prof. Kistemaker die het ultra-centrifuge project in de gebouwen van de FOM aan de Kruislaan in Amsterdam-Oost leidt. Kistemaker wordt beticht tijdens de oorlog voor het Duitse Cellastic te hebben gewerkt en nog steeds samen te werken met Duitse (oud) nazi’s aan onderzoek “gewenst door de Duitse revanchisten”.
De weken daarna zijn er in De Waarheid steeds ‘nieuwe’ onthullingen over de “Duitse revanchisten die in Amsterdam aan hun atoombom werken“. De CPN geeft een brochure uit over het oorlogsverleden van Kistemaker en het onderzoek: ‘Kistemaker en de Duitse A-bom’. Het protest culmineert in een grote demonstratie van duizenden mensen op 26 november onder het motto: “Voor een Atoomvrij Nederland - Geen hulp aan Duitse Revanchisten.”
De affaire en publicaties worden door de rest van de media vrijwel volledig doodgezwegen en afgedaan als “communistische propaganda” in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog. Pas later, in 1971, als het boek van Wim Klinkenberg verschijnt (De ultracentrifuge 1937-1970. Hitlers bom voor Strauss?), hoort het niet-communistische deel van Nederland over het onduidelijke oorlogsverleden van ‘de vader van de Nederlandse kernenergie’.
Hoogverrijkt uranium voor KEMA
KEMA koopt 3 kilo 90% verrijkt uranium van het Amerikaanse bedrijf Mallinckrodt. Dit hoogverrijkt uranium is voor de subkritische nulenergie-reactor (een uitgebreide lab-opstelling) de vanaf 1957 functioneert. In eerste instantie gebruikt men hiervoor een suspensie van natuurlijk uranium en natuurlijk thorium, maar vanaf 1959 is men overgestapt op 20% verrijkt uranium. Vanaf 1963 gaat men het onderzoek uitvoeren met het hoogverrijkt uranium.