- Instituten:
- onderzoeksinstituten
Organisatie voor kernfusie-onderzoek opgericht
De in 1956 gevormde FOM-studiecommissie over de mogelijkheden van kernfusie rapporteert in 1957, met als gevolg daarvan dat er bij FOM de Werkgemeenschap voor Thermonucleair Onderzoek wordt gevormd om voorbereidingen te treffen voor de oprichting van een organisatie voor kernfusie (ook wel thermonucleair genoemd) onderzoek.
In november 1959 wordt dan het Instituut voor Plasmafysica opgericht, dat in Jutphaas (Nieuwegein) op het al in 1958 aangekochte landgoed Rijnhuizen wordt gevestigd. De kosten komen voor rekening van het Ministerie van O&W. Ook in 1959 treedt Nederland als zevende lid toe tot een select groepje landen (Amerika, Rusland, Engeland, Frankrijk, Duitsland en Zweden) dat onderzoek doet naar “het temmen van de waterstofbom“. De verwachtingen zijn groot, maar de moeilijkheden die overwonnen moeten worden ook. Kernfusie is het laten versmelten van het waterstofatoom (zoals de zon) en de warmte die daarbij vrijkomt (net als bij kernsplitsing) gebruiken voor het produceren van elektriciteit.
Ultracentrifugetechnologie geheim
“Door de Amerikaanse regeringsautoriteiten is aangedrongen op geheimhouding van gegevens betreffende ultracentrifuge-ontwikkelingen in Europese landen. Naar aanleiding daarvan heeft een onderhoud plaatsgevonden met Prof. Kistemaker waarbij deze zich bereid heeft verklaard, rekening te houden met alle wensen van de overheid op het gebied van de geheimhouding“, schrijft het RCN bestuur op 30 september 1960. Vervolgens verklaart op 10 maart 1961 de Nederlandse regering al het werk aan het ultracentrifugeproject tot ‘staatsgeheim’. Naar aanleiding van de geheimhouding stopt FOM (na afloop van het lopende contract): men wil geen geheim onderzoek meer doen. Een andere reden voor FOM om te stoppen is ook dat het steeds minder fundamenteel onderzoek en steeds meer toegepast onderzoek wordt.
Ultracentrifugeonderzoek onder vuur
Dagblad De Waarheid (het orgaan van de Communistische Partij Nederland) komt met onthullingen over het ‘A-bom-onderzoek’ in Amsterdam en het oorlogsverleden van prof. Kistemaker die het ultra-centrifuge project in de gebouwen van de FOM aan de Kruislaan in Amsterdam-Oost leidt. Kistemaker wordt beticht tijdens de oorlog voor het Duitse Cellastic te hebben gewerkt en nog steeds samen te werken met Duitse (oud) nazi’s aan onderzoek “gewenst door de Duitse revanchisten”.
De weken daarna zijn er in De Waarheid steeds ‘nieuwe’ onthullingen over de “Duitse revanchisten die in Amsterdam aan hun atoombom werken“. De CPN geeft een brochure uit over het oorlogsverleden van Kistemaker en het onderzoek: ‘Kistemaker en de Duitse A-bom’. Het protest culmineert in een grote demonstratie van duizenden mensen op 26 november onder het motto: “Voor een Atoomvrij Nederland - Geen hulp aan Duitse Revanchisten.”
De affaire en publicaties worden door de rest van de media vrijwel volledig doodgezwegen en afgedaan als “communistische propaganda” in de hoogtijdagen van de Koude Oorlog. Pas later, in 1971, als het boek van Wim Klinkenberg verschijnt (De ultracentrifuge 1937-1970. Hitlers bom voor Strauss?), hoort het niet-communistische deel van Nederland over het onduidelijke oorlogsverleden van ‘de vader van de Nederlandse kernenergie’.
Defensie betaald reactoronderzoek
RCN tekent een 4-jarig associatiecontract met Euratom voor de uitvoering van het door RCN ontwikkelde NERO reactor concept. NERO (Nederlands Eerste reactor Ontwerp) is een drukwaterreactor voor scheepsaandrijving. NERO wordt de komende jaren bepalend voor de werkzaamheden van het RCN. Euratom betaald 40%, Defensie de andere 60%. Hiervoor moeten de statuten van RCN wel aangepast worden: het ontwerp wijkt namelijk af van wat voor civiel gebruik wenselijk is en het is onduidelijk of de zinsnede in de statuten “ten behoeve van vredesdoelen” alleen het maken van kernwapens uitsluit of alle werkzaamheden voor defensie-doeleinden.
RCN verantwoordelijk voor verrijkingsonderzoek
De regering verzoekt het RCN de rechtstreekse verantwoordelijkheid voor het verrijkingsproject, voorlopig voor een periode van drie jaar, op zich te nemen. Aan het einde van die periode verwacht de regering een definitief antwoord op de vraag of verrijking van uranium volgens de ultracentrifugemethode mogelijk zal zijn tegen een kostprijs beneden de prijs waarvoor (via gasdiffusie) verrijkt uranium in de Verenigde Staten te koop is. In dit nieuwe kader wordt de industriële participatie uitgebreid en krijgt TNO opnieuw een aandeel in de werkzaamheden. Aan de Wenckebachweg, vlak bij het Amstelstation, in wat nog de gemeente Duivendrecht is, wordt een laboratorium gebouwd dat midden 1963 klaar is, om het onderzoek voort te zetten en te concentreren. Financiering komt nu uit het ‘Nucleair Ontwikkelingsfonds’ van het ministerie van Economische Zaken.
Geld voor ATHENE-reactor
In mei 1960 was door de Technische Hogeschool Eindhoven bij het RCN de opdracht geplaatst om een reactorontwerp op te stellen, omdat al in 1958 het idee was ontstaan voor een eigen reactor op de net opgerichte TH. Het idee lijkt echter weinig kans van slagen te hebben totdat eind ’62 door minister Cals (van OK&W) opeens extra geld ter beschikking wordt gesteld voor de bouw van de ATHENE (Atoomkernreactor TH Eindhoven NEderland).
Bij het ontwerpbureau van het RCN is men echter zo verbaasd dat dit 4 jaar oude idee alsnog geld krijgt, dat men in eerste instantie geen idee heeft wat te bouwen. Men verzint “een variatie op de LFR” en daar neemt iedereen genoegen mee. Dan duurt het nog jaren voor offertes aangevraagd kunnen worden.
HFR overgedragen aan Euratom
De HFR is op 25 april opnieuw kritisch geworden met het nieuwe reactorvat dat vanaf januari is gemonteerd. Als blijkt dat alles goed is verlopen wordt de HFR op 1 november overgedragen aan Euratom. Voor het bedrijfspersoneel verandert er niets, ze blijven gewoon in dienst van het RCN want die neemt de bedrijfsvoering op zich.
Philips-Duphar op RCN-terrein
Op het terrein van het RCN in Petten wordt de eerste paal geslagen voor een laboratorium van Philips-Duphar waar men radio-isotopen (oa. Molybdeen-99) gaat maken voor medische diagnostiek. Daarmee zijn er drie gebruikers van het terrein: het RCN zelf, het Gemeenschappelijk Centrum Onderzoek (GCO - Euratom) en Philips-Duphar. Daarbij zal het ook lang blijven. In 1969 vraagt en krijgt Philips steun van het rijk als men dreigt de productie stop te zetten.
JEEP gesloten, plutonium naar Petten
De gezamenlijke Noors-Nederlandse JEEP(-1) reactor in Kjeller wordt stilgelegd. Er is ook een JEEP-2 maar dat is geen gezamenlijke Noors-Nederlandse reactor meer. De laatste splijtstofstaven met het ‘Nederlands’ uranium worden in de loop van het jaar uit de reactor verwijderd en zullen worden opgewerkt. Het in JEEP ontstane plutonium zal gelijkelijk verdeeld worden tussen RCN en de Noorse partner. In de eerste helft van het jaar is al “een eerste hoeveelheid“ plutonium in Petten aangekomen. In totaal zou het gaan om “enige honderden grammen“ plutonium.
Productie splijtstofelementen
Philips stopt met haar kernenergieactiviteiten, maar maakt een uitzondering voor UCN, waar ze aandeelhouder van blijft. Directe aanleiding is de beslissing van de PZEM om de order voor de kerncentrale in Borssele niet aan Nederlandse bedrijven te gunnen (hoewel ze 70 % van de werkzaamheden gaan doen) en de productie van splijtstofelementen daarvoor door een bedrijf in het buitenland gebeurt. Verder zijn er problemen met de GKN/SEP over de tweede levering van elementen voor Dodewaard. GKN besluit tot een open inschrijving daarvoor en een Engels bedrijf (in plaats van Philips) gaat met de order strijken.
De RCN neemt een deel van de fabricageapparatuur van Philips over en wil een productielijn opzetten met genoeg capaciteit voor de jaarlijkse herladingen van de Dodewaard en Borssele centrales.