Nederland ratificeert nu pas NPV
Omdat Nederland graag wil zijn bij de eerste Toetsingsconferentie van het Non-Proliferatie Verdrag (een evaluatie die elke 5 jaar plaats vindt) gaat de Tweede Kamer in alle haast akkoord met ratificatie van het al in augustus 1968 door Nederland ondertekende verdrag. Dat heeft zo lang geduurd door de Euratom-IAEA onderhandelingen over allerlei verificatie maatregelen en inspecties. Ten aanzien van het laatste punt wordt in de op 5 april 1973 getekende overeenkomst gesteld, dat IAEA-inspecteurs zich in het algemeen zullen beperken tot observatie van de werkzaamheden van Euratom-inspecteurs. De inspecteurs van de IAEA kunnen slechts onder bepaalde omstandigheden zelfstandig ‘bijzondere inspecties’ uitoefenen. Het Euratom-IAEA verdrag treedt pas op 21 februari 1977 in werking.
Het is wel zo dat Nederland vanaf moment van ondertekening (van het NPV) gehouden is zich overeenkomstig het Verdrag te gedragen totdat ratificatie een feit is. Mocht het Verdrag onverhoopt dan door het parlement verworpen zijn en gaat daardoor ratificatie niet door, dan is pas daardoor een land alsnog ontheven van zijn verplichtingen voor de toekomst. Probleem is wel dat tot ratificatie er geen IAEA-controles plaats vinden. Voor Nederland geld echter sowieso de Euratom-controle. Een belangrijk verschil tussen die twee is dat de IAEA (eventuele) overtredingen aan de VN-veiligheidsraad rapporteert en bij Euratom is de hoogste instantie de gezamenlijk betrokken landen. Wanneer bij dubieuze praktijken de Euratom landen elkaar dekken, is dat het eindstation.
Bijna helft geen mening over kernenergie
45% van de Nederlanders heeft nog nooit van kernenergie gehoord, kan het niet schelen of heeft er geen mening over; 32% is tegen de bouw van meer kerncentrales en 23% voor. Dit blijkt uit een opiniepeiling van NIPO in opdracht van het nauw aan de nucleaire industrie gelieerde bureau Ellens. Het RCN publiceert de uitkomsten toch nog positief met de kop: “Geen meerderheid Nederlandse bevolking tegen kernenergie.“
Nederland verlaat Eurochemic
De Regering laat weten "eenzijdig afstand te doen van haar rechten als aandeelhoudster van Eurochemic" (die ze in 1957 is aangegaan). De opwerkingsfabriek is in 1974 stilgelegd. Op 5 juli wordt dat aanvaard door de vergadering van aandeelhouders en verlaat Nederland het zinkende Eurochemic schip dat in juli 1982 de fase van liquidatie ingaat. Hoeveel het Eurochemic-avontuur Nederland in totaal heeft gekost is onbekend, maar in 1969 was dat al f 12 miljoen. Dodewaard heeft er 8 ton brandstof laten opwerken, goed voor 50 kilo plutonium en ook brandstof uit test-reactoren is er opgewerkt. Doordat Nederland nu (al) Eurochemic verlaat, is er geen verplichting mee te betalen aan de ontmanteling en ook het radioactief afval blijft in België achter.
Voorstel: verbreding RCN tot ECN
Terwijl minister van EZ Lubbers nog 3 kerncentrales wil bouwen, besluit het Kabinet Den Uyl tot verbreding van het onderzoeksterrein van het RCN met allerlei andere "alternatieve" energieonderwerpen. De Ministerraad bespreekt een voorstel van minister Trip (PPR -Wetenschappen) en de LSEO (in 1974 ingestelde Landelijke Stuurgroep Energie Onderzoek olv Van Gool) om te komen tot een Energieonderzoek Centrum Nederland.
Fusie voor kerncentrale
Er blijken fusieplannen te zijn tussen PZEM, PNEM en PLEM die de bouw van een tweede kerncentrale in Zeeland makkelijker moeten maken. De motieven worden nooit duidelijk genoemd, maar worden wel duidelijk als januari 1976 de fusieplannen worden gestaakt nadat het kabinet Den Uyl besloten heeft om voorlopig geen kerncentrales te bouwen.
Wetenschapsbudget
Met prinsjesdag blijkt uit het wetenschapsbudget voor 1976 van minister Trip dat het budget voor kernenergie voor het eerst zal gaan afnemen. Voor 1976 is een bedrag van f 46,5 miljoen beschikbaar voor energieonderzoek. Dit bedrag (minder dan de ongeveer 80 miljoen in de jaren daarvoor) gaat nog wel helemaal (100%) naar kernenergie. Dit is exclusief de kosten voor Kalkar en de UCN. Voor andere bronnen dan kernenergie is er dan dus nog niets beschikbaar, maar dat moet veranderen nu het RCN omgetoverd wordt tot het ECN. De minister verwacht dat in 1979 f 55,- miljoen voor onderzoek naar andere energievormen beschikbaar zal zijn.
Rapporten nav Energienota verschijnen
De in de Energienota (van 26 september 1974) aangekondigde rapporten en onderzoeken (als voorwaarden voor de bouw van nieuwe kerncentrales) worden aan de Tweede kamer aangeboden.
- RASIN: Risico Analyse Splijtofcyclus In Nederland. Geschreven door SEP, UCN en Interfuel
- Gezondheidsraad over kerncentrales en gezondheid
- Commissie Reactorveiligheid: advies over de veilgheidsaspecten splijtstofcyclus in Nederland
Volgens de auteurs van de RASIN (drie bedrijven met grote belangen in kernenergie) wordt het risico van de splijtstofcyclus voor zover die zich in Nederland afspeelt, vrijwel geheel bepaald door de kerncentrale. Nevenactiviteiten (zoals verrijking, transport, afvalopslag) zijn daarmee vergeleken zeer gering. De kans op het ernstigste ongeval met een centrale wordt berekend op 2-5 maal per miljoen jaar.
De commissie van de Gezondheidsraad komt tot de conclusie dat een ernstig reactor ongeval zeer onwaarschijnlijk is, maar zo’n ongeval zeer ernstige gevolgen kan hebben. Ze stellen dat daarom het parlement een uitspraak moet doen over de aanvaardbaarheid van die risico’s.
Niet erg verrassend komt de Commissie Reactorveiligheid ook tot de conclusie dat de risico’s van kernenergie klein zijn, en dat het overheidstoezicht op de veiligheid bij ontwerp, bouw en bedrijf van een kerncentrale binnen het kader van de bestaande wetten effectief kan worden uitgevoerd.
In december publiceren wetenschappelijk medewerkers van de TH in Enschede, de RU in Groningen en Utrecht kritiek op de drie veiligheidsrapporten, onder de titel ‘Kernenergie in discussie’. Bekritiseerd worden de gekozen probleemstelling, de gehanteerde veiligheidsfilosofie en de gebruikte criteria. Het rapport levert interne, maar vooral externe kritiek op de studies. Waarbij met name de gekozen probleemstelling, de gehanteerde veiligheidsfilosofie en de gebruikte criteria ter discussie staan. Er wordt ingegaan op “fundamentele en wereldwijde aspecten van kernenergie”, toegespitst op de meer specifieke Nederlandse situatie. Van een aantal punten wordt “de ontoereikendheid van onze huidige kennis voor het evalueren van de invloed van kernenergie op volksgezondheid en milieu“ behandeld. Veel aandacht schenkt men aan de omvang, de lange termijn gevolgen, de maatschappelijke ontreddering en mogelijke oorzaken van ongelukken met kerncentrales.
B&W Dodewaard tegen Dodewaard-II
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Dodewaard zijn tegen de bouw van een tweede kerncentrale in Dodewaard. Dit laat ze de gemeenteraad weten na vragen. Volgens B&W zijn Nijmegen en Lelystad veel geschiktere plaatsen. In januari 1974 werd in het Personeelsblad van de Gelderse elektriciteitsmaatschappij PGEM gesteld dat de Waal “misschien toch wel“ voldoende koelwater bevat voor een tweede kerncentrale. In 1971 stond bij een overzicht ‘Uitbreidingsplannen productiemiddelen’ van de SEP nog een centrale van 600 MW in Dodewaard genoemd die in 1978 klaar zou moeten zijn.
Nederlandse industrie wil reactor bouwen in Zuid-Afrika
Het Kabinet beslist met een heel kleine meerderheid dat Rotterdam Nucleair (RSV) reactorvaten mag leveren aan Apartheidstaat Zuid-Afrika. De order van f 1,36 miljard is cruciaal voor de steeds meer leeglopende RSV-dochter waar nu nog 500 mensen werken. Ook bouwbedrijf Bredero wil graag deelnemen. “Leveren van onderdelen is iets anders dan investeren in Zuid-Afrika”, volgens Den Uyl, die 2 weken daarvoor nog een delegatie van de bevrijdingsorganisatie ANC heeft beloofd de strijd van de zwarte bevolking te steunen. Ook minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel is niet tegen levering. De regering is sowieso wat ambivalent (om het met een understatement uit te drukken) ten opzichte van Zuid-Afrika en kerntechnologie. In de algemene vergadering van de VN uit Kooijstra (onderminister BuZa) op 6 november zijn bezorgdheid over de spreiding van kernwapens, die het resultaat is van “onvermijdelijke spreiding van vergevorderde kennis over kernsplijting.“ Tegelijkertijd krijgt Kistemaker toestemming met geld van het ministerie van Onderwijs een maand lang lezingen te geven over uraniumverrijking in Zuid-Afrika. Maar de maatschappelijke druk is heel groot om af te zien van de levering. Zelfs de NVV is tegen en zegt de bouw en transport dan te gaan boycotten. De PvdA dient vervolgens een motie in die op 18 november met een krappe meerderheid (1 stem: 70-69) door de Kamer wordt aangenomen en waarin staat dat de levering alleen mag plaats vinden als Zuid-Afrika (zonder het land overigens te noemen) het Non-Proliferatie Verdrag ondertekent. Het kabinet stelt een beslissing steeds uit, de maatschappelijke druk wordt groter en er moet nog wel een krediet garantie afgegeven worden.
Overeenkomst over vaten met te hoge straling
Er is overeenkomst bereikt tussen Dodewaard, RCN en de ministers van Sociale Zaken en Volksgezondheid over het afval dat al jarenlang op het terrein van de centrale in Dodewaard staat. Doordat de vaten een te hoge stralingdosis afgeven (door ondeugdelijke verpakking) geeft het ministerie geen transportvergunning of weigert het RCN ze op te halen en bij hen op te slaan, hoewel de RCN door de overheid aangewezen is als centrale locatie voor de opslag van radioactief afval. De GKN geeft toe dat zelfs buiten het terrein de straling van het afval te hoog is, maar “wie gaat daar nou een hele tijd staan?“ zeggen ze. Van de 550 vaten, waarvan sommigen er al staan vanaf 1972, worden er 350 toch naar de RCN afgevoerd, worden er 150 in Dodewaard "geschikt gemaakt" zodat ze binnen de normen voor dumping in zee vallen, waarna ze naar de RCN gaan en de resterende 50 worden in opslagruimtes in Dodewaard zelf opgeslagen. Twee politieagenten, die in verband met de Molukse gijzelingen op het kerncentraleterrein wacht moeten lopen, halen een ‘grap’ uit en leggen hun dosismeters een paar uur op de vaten (volgens anderen tonen ze hiermee aan dat van het afval wel degelijk gevaar uitgaat, ondanks alle geruststellende woorden). Er ontstaat consternatie als ze ‘besmet’ lijken te zijn. Als de twee agenten het in januari 1976 opbiechten worden ze disciplinair gestraft. Maar de verantwoordelijken van de GKN die in strijd met de hinderwet vergunning het afval op het terrein opslaan, ontspringen de dans. In april 1978 besluit de Officier van Justitie geen strafvervolging in te stellen: “thans is de opslag goed geregeld en het is niet opportuun meer de directie hierover lastig te vallen.“