Twee dagen (17-18 juni) debatteert de Tweede Kamer over het voornemen van de regering minstens twee kerncentrales te bouwen. De VVD en CDA stellen als voorwaarde dat er een ‘verantwoorde oplossing’ gevonden wordt voor het kernafval en de locatie voor die tijdelijke bovengrondse opslag (wat een ‘verantwoorde oplossing’ wordt gevonden) in 1988 (als de definitieve vergunning voor de centrales verleend moet worden) bekend is. Ze gaan er van uit dat later (in de jaren 90) oplossingen voor definitieve ondergrondse opslag gevonden zullen vonden. Volgens de PvdA is daarmee “de hypotheek van de regeringspartijen op de toekomst volledig.“ Er zal een verkorte inspraakprocedure komen van drie maanden voor de vestigingsplaatsen van de kerncentrales die dan 1 november afgerond moet worden en dan kan het kabinet in februari 1986 een besluit nemen waar de centrales gebouwd gaan worden. In 1995 moeten die dan stroom gaan leveren. Uiteindelijk gaan de regeringspartijen CDA (met 3 tegenstemmende ‘dissidenten’) en VVD en klein rechts op 27 juni akkoord met de bouw van 2 kerncentrales, de linkse oppositie (PvdA, D66, PPR, PSP, EVP en CPN) stemt tegen.