'Inrichting van splijtingsoven'
FOM stelt een commissie in (genoemd naar) en onder leiding van Sizoo, ‘inzake de inrichting van een splijtingsoven in Nederland’ met als belangrijkste vraag of met het in Nederlands bezit zijnde uraniumoxide een reactor gebouwd kan worden. Duidelijk is dat het uranium in de vorm waarin het nu is, onbruikbaar is. G.J.Sizoo werkt bij de VU aan een methode om het te ‘zuiveren’
Isotopencommissie opgericht
Op verzoek van de regering wordt door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen de ‘Commissie van advies inzake verstrekking van radio-actieve isotopen’ (beter bekend als de Isotopencommissie) opgericht. De commissie moet de “invoer van radioactieve isotopen uit de Verenigde Staten van Amerika onder toezicht nemen“. Ze stelt zich jegens de Amerikaanse producenten van die stoffen garant voor de deskundigheid van de afnemers van deze stoffen, alsmede voor het zich onthouden door deze afnemers van doorlevering. De commissie zal tot 1958 functioneren als de werkzaamheden van de commissie, op grond van het Radioactieve stoffenbesluit (Warenwet), worden overgenomen door de minister waaronder Volksgezondheid ressorteert. Pas in 1965 zal de officiële opheffing door de KNAW meegedeeld worden.
Massaseparator voor scheiden isotopen
Het Zeeman-laboratorium van de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam begint aan de Hoogte Kadijk (in een gebouw van het Gemeentelijk Energiebedrijf) aan de ontwikkeling van een elektromagnetische massaseparator. Hiermee is het mogelijk kleine hoeveelheden isotopen te scheiden. Hier zal enkele jaren later het eerste uranium worden verrijkt. Dit werk staat onder leiding van dr. C. J. Bakker, de latere directeur van het IKO en nog weer later directeur-generaal van het CERN (Europese Organisatie voor Nucleair Onderzoek). Een van de medewerkers die vanaf het begin (in wat ook vaak het FOM-lab genoemd wordt) bij het onderzoek betrokken is, is Prof. J.(Jacob) Kistemaker die Bakker in 1955 zal op volgen.
Maandblad 'Het Atoom'
Het eerste nummer verschijnt van het maandblad Atoom (abonnement kost f 5.50 per jaar), “Maandblad gewijd aan atoomenergie en haar gevolgen voor mens en samenleving“, zoals de ondertitel het noemt. Het is het eerste tijdschrift dat zich daar specifiek mee bezig houdt. De werk-redactie bestaat uit C.J. Bakker (Hoogleraar experimentele natuurkunde Gemeente Universiteit Amsterdam), L. De Jong (chef Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie) en L.J. Klein (redactie Het Vrije Volk) en de uitgeefster is weekblad Vrij Nederland. Hoewel met “atoomenergie in den regel” de energie wordt bedoeld die vrij komt bij de ontploffing van de atoombom, is er veel aandacht voor ‘civiele’ toepassingen en is men, hoewel verwachtingsvol over de mogelijkheden, kritisch over mogelijke stralingsproblemen en de relatie met kernwapens, de verspreiding van kennis en materialen en waarschuwt men voor de reële mogelijkheid dat een grootscheepse inzet van atoomwapens de wereld vernietigd. In januari 1948 gaat het blad samen met ‘Wetenschap en Samenleving‘, het blad van het Verbond van Wetenschappelijke Onderzoekers.
IKO opgericht
Oprichtingsakte wordt getekend van het IKO (Instituut voor Kernfysisch Onderzoek) in Amsterdam door FOM, Gemeente Amsterdam en Philips. Hier moet de door Philips ontwikkelde cyclotron komen. Het duurt nog bijna een jaar voor de werkzaamheden kunnen aanvangen en de door Philips geleverde (en deels tijdens de oorlog ontwikkelde) cyclotron is pas in november 1949 operationeel.
In 1975 zal het IKO overgaan in het Nationaal Instituut voor Kernfysica en Hoge Energiefysica (NIKHEF).
FOM opgericht
Oprichting van de Stichting FOM (Fundamenteel Onderzoek der Materie) met als belangrijkste doelstelling: “het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de kernfysica met alle ten dienste staande middelen“. Hieronder valt o.a.(het) onderzoek naar eigenschappen van thorium en uranium en de bouw van een kernreactor. Een taak voor FOM is ook om het onderzoek in de verschillende laboratoria te coördineren. De regering is bereid voor het op peil houden van de wetenschap “niet onaanzienlijke middelen vrij“ te maken. H.A. Kramers wordt de eerste voorzitter. Er is al in maart f 50.000,- van de overheid ontvangen en daarvan zijn een aantal mensen in dienst getreden. De jonge onderzoeker J. Kistemaker wordt op pad gestuurd naar Kopenhagen om kennis op te doen voor de bouw van een isotopenseparator.
Uranium naar OK&W
Na het einde van de oorlog wordt het uranium door het ministerie van Oorlog overgedragen aan het Ministerie van OK&W (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) G.J.Sizoo (VU Amsterdam) wordt gevraagd er zorg voor te dragen en verklaart zich op 6 februari bereid het beheer over het uranium te voeren.
Advies voor kernfysisch onderzoek
Op initiatief van de Leidse fysicus H.A. Kramers komt de ‘Commissie voor Atoomphysica’ (ook wel genoemd naar voorzitter Kramers) in Groningen voor het eerst bijeen. Op die eerste vergadering zijn nog maar vijf wetenschappers, die allemaal de beschikking hebben over het Smyth-rapport: Van Arkel, Koster, Gorter, Kramers en Sizoo. Belangrijkste discussie is of met het in Nederlandse bezit zijnde uraniumoxide een ‘atoomzuil’ (letterlijke vertaling van ‘pile’ uit het rapport Smyth), gebouwd zou kunnen worden. Vooral wordt besloten de regering te adviseren een nieuwe organisatie op te zetten voor de promotie van kernfysisch onderzoek. In de eerste vergadering wordt ook gemeld dat Philips ver is gevorderd met de bouw van een cyclotron.
Andere voornemens van de commissie: het door de Duitsers leeggeroofde laboratorium aan de Vrije Universiteit weer in Amsterdam op te bouwen, de deeltjesversneller in Utrecht af te maken en met de bouw van een versneller in Groningen te beginnen. Maar vooral ook om aan de VU een onderzoek te beginnen om het uraniumoxide te zuiveren.
Uranium verborgen in Delft
Tijdens WO-II wordt de yellow-cake door het Ministerie van Oorlog (die ook de aankoop financierde) opgeslagen in een kelder van het scheikundig lab van de Artillerie-inrichtingen (Julianalaan134) in Delft en verborgen gehouden voor de Duitse bezetter, maar ook voor de bevrijder: de Amerikanen zijn nooit op de hoogte gesteld van de aanwezigheid van yellow-cake. Tijdens de bezetting heeft de kelder last van wateroverlast en als de pompen het niet langer aankunnen wordt de kelder dichtgemetseld. “…het uraan moet er nog zijn…”, schrijft De Haas in september 1945.
Smyth-report over Manhattan-project
In het najaar van 1945 krijgt een beperkt aantal Nederlandse wetenschappers een rapport te lezen dat, naar eigen zeggen, een grote invloed op hen heeft. Het is een exemplaar van het op 12 augustus gepubliceerde ‘Smyth-report’. Het rapport (officieel getiteld: Atomic Energy for Military Purposes: The Official Report on the Development of the Atomic Bomb Under the Auspices of the United States Government, 1940-1945) is in opdracht van generaal Groves, de leider van het Amerikaanse Manhattan-project (de bouw van een atoombom), in het geheim geschreven door Henry DeWolf Smyth in de periode zomer 1944 tot juli 1945. Het wordt nog geen week na de atoombom op Hiroshima gepubliceerd. Hoewel technische gegevens nog grotendeels geheim zijn, bevat het veel informatie over de twee manieren waarop het Manhattan-project het materiaal voor de kernbom verkreeg: de productie van plutonium door de beschieting van uranium-238 in een kernreactor en het verrijken van uranium.
Voor het verrijken van uranium (het vergroten van het percentage splijtbaar uranium-235) zijn al vòòr 1940 twee technieken bekend; gasdiffusie en gascentrifuge. Uit het rapport blijkt, dat de Amerikanen veel verwachtten van ultracentrifuge en er zelfs een proeffabriek voor bouwden waar ook uranium werd verrijkt. Maar de technologische ontwikkeling naar gasdiffusie verliep gemakkelijker en vooral ook sneller en aangezien snelheid belangrijk was, werd voor die techniek gekozen.
Link naar het Smyth-rapport