Centrale opslag voor al het radioactief afval
De Nota Radioactief Afval wordt naar de tweede Kamer gestuurd. Hierin wordt het regeringsbeleid uiteengezet inzake het radioactief afval. Men besluit dat er ‘binnen Nederland’ een centrale opslagplaats moet komen voor al het in Nederland geproduceerde afval, dus ook het hoogradioactieve afval dat terugkomt van opwerking, of bestraalde splijtstofstaven als van opwerking wordt afgezien. “Mede op grond van financieel-economische overwegingen dient nu de voorkeur te worden gegeven aan opslag op land.“ Na deze periode, “men moet daarbij denken aan een opslagtermijn in de orde van 100 jaar”, kan een deel van het afval “dat voldoende vervallen is (…) als niet-radioactief afval worden afgevoerd.“ De Nota vervolgt: “Gedurende de periode van opslag kunnen opties voor de definitieve verwijdering verder worden bestudeerd, kunnen internationale ontwikkelingen worden gevolgd en kan mogelijk zelfs aansluiting worden gezocht bij een eventuele internationale bergingsfaciliteit.“
JET in bedrijf; kernfusie niet voor 2025
In het Engelse Culham wordt het JET kernfusie experiment officieel in bedrijf genomen nadat in juni 1983 al de eerste experimenten hebben plaatsgevonden. De Joint European Torus is een samenwerkingsverband van de EEG samen met Zweden en Zwitserland. Nederland betaald ongeveer 0,6 %. Na de JET, zo is de verwachting, moet er eerst nog een experimentele machine moeten worden ontwikkeld (de NET – Next European Torus) waarin de technische voorwaarden voor een fusiereactor kunnen worden ontwikkeld. Commerciële toepassing wordt niet verwacht voor 2025.
Geheim stuk over voorbereiding bouw kerncentrales
De regering bereidt zich voor op de bouw van nieuwe kerncentrales. In een ‘vertrouwelijk’ stuk van (ws) het ministerie van Economische Zaken wordt alles op een rijtje gezet en o.a. een tijdschema gemaakt van wat er wanneer moet gebeuren. In deze planning wordt onmiddellijk begonnen met de voorbereiding, zodat meteen na het “parlementsbesluit MD“ (Maatschappelijke Discussie) begonnen kan worden met het aanvragen van offertes (maart 1985). In die planning kan begin 1988 met de bouw begonnen worden en de inbedrijfstelling is dan in 1994. Opmerkelijke (onder meer) is dat er al een organisatie NV Kerncentrales i.o. gevormd moet worden, vòòr een parlementsbesluit. Het document wordt pas openbaar als een actiegroep in juni 1985 inbreekt in het ministerie en documenten buit maakt. Op 3 mei 1984 ontkent minister Van Aardenne in de Kamer nog stellig:“Het is dus niet zo dat draaiboeken worden uitgewerkt."
Het Eindrapport van de BMD verschijnt
In de discussiefase van de BMD zijn er ongeveer 2000 publieksbijeenkomsten georganiseerd, hebben honderden scholen lessen gewijd aan energie, is er een krant verspreidt met een oplage van 1.1 miljoen en zijn er tenslotte een aantal bijeenkomsten met deskundigen geweest.
De belangrijkste conclusie uit het Eindrapport (dat op de resultaten van de discussiefase gebaseerd is) is dat het niet voor de hand ligt nu een beslissing te nemen over uitbreiding van het aantal kerncentrales, maar dat Dodewaard en Borssele kunnen open blijven. Er is een ruime meerderheid tegen kernenergie: 57% vindt zelfs dat de twee bestaande kerncentrales ook gesloten moeten worden. Ongeveer 30% is weliswaar tegen kernenergie maar vindt sluiting van de twee kerncentrales niet noodzakelijk. 21% is voor uitbreiding van kernenergie. De Stuurgroep vindt daarom dat er 51% voor openblijven van Dodewaard en Borssele is. Verder vindt een ruime meerderheid dat er meer aandacht voor energiebesparing moet komen en is er een voorkeur voor decentrale opwekking. De milieubeweging is weliswaar redelijk tevreden, maar vreest wel dat het kabinet zich weinig gelegen zal laten liggen aan de uitkomsten.
Het Eindrapport vermeldt twijfels over criteria voor opslag van kernafval, maar stelt tevens dat het vertrouwen “in kringen van deskundigen“ groeit dat het probleem binnen tien tot twintig jaar is opgelost. Wie die deskundigen zijn, wordt niet vermeld.
De BMD heeft ruim f 27 miljoen gekost. Het wordt algemeen niet als een geslaagd inspraakexperiment gezien maar als een hele dure opiniepeiling. Maar dat heeft veel te maken met de onmiddellijke reacties van vooral minister Van Aardenne (EZ). In Intermediair wordt daarover (later) gezegd: “Doordat de overheid haar legitimiteit niet meer aan het draagvlak van haar besluiten ontleent maar aan de economische consequenties die haar verzekeren van steun van de sterke delen van de maatschappij, kan zij voorbij gaan aan de uitslag van de MDE. Het samenspel van vereconomisering van de argumentatie en inperking van de groep op wiens steun men een beleid baseert, geeft de overheid in toenemende mate een autoritair karakter.“
De uitslag van de BMD wordt pas in het najaar in de Kamer officieel besproken, kort daarna in november, overlijd De Brauw, nog voor het officiële standpunt van het Kabinet over de BMD.
Begraven KEMA-afval in strijd met toen-geldende regels
De minister antwoordt op nadere vragen dat het begraven van verrijkt uranium op het KEMA-terrein in strijd was met de toen geldende interne voorschriften en regels van de KEMA, en het OM heeft ook geconstateerd dat door het begraven overtredingen van de Kernenergiewet hebben plaatsgevonden, maar strafvervolging is niet mogelijk door verjaring van de overtredingen. Hiermee is voor regering en KEMA de kous af.
Toch zijn er nog steeds wat opmerkelijke kanten, zo blijkt uit een persbericht van de ‘Vrienden van de KEMA’: belastende vondsten zijn niet doorgegeven aan de officier van justitie en de radium-vondst en de gevonden zak met 77 x de toegestane stralingsdosis zijn uit het verhaal van de minister verdwenen.
Rapportage storingen in kerncentrales 1983
De Kernfysische Dienst rapporteert op 7 augustus 1984 het jaarlijkse overzicht over de storingen in de kerncentrales in 1983. In Borssele vonden 7 storingen plaats, in Dodewaard 8, totaal dus 15.
Nucleaire transporten naar Urenco
Twee keer per week rijden er transporten (3 á 4 vrachtwagens) met UF6 van Rotterdam naar de verrijkingsfabriek in Almelo. Uraniumhexafluoride (UF6) is een licht radioactief, maar zeer giftig, gas. Om uranium te kunnen verrijken door middel van ultracentrifuge zoals in Almelo gebeurt, moet het een gas zijn. De transporten komen uit Springfields (Groot-Brittannië) en worden door gewone personen-ferries het drukbevaren Kanaal over vervoert.
Op de snelweg bij Apeldoorn en later vlak voor de Urenco-fabriek in Almelo worden de vrachtwagens, die niet door politie worden begeleid, geblokkeerd door in totaal ongeveer 150 activisten. Tegelijkertijd komen twee brochures uit, een over nucleaire transporten in Nederland, wat, waar en hoeveel, en de tweede (Uraniumhexafluoride. Snel weg van de weg) over de gevaren van UF6. Een half jaar later zinkt het schip de Mont Louis met aan boord containers UF6, na een aanvaring op de Noordzee.
Urenco gaat voor Borssele verrijken
De PZEM sluit een contract met Urenco die met ingang van 1988 het verrijkt uranium voor de kerncentrale gaat leveren. Hoeveel geld hiermee gemoeid is wordt niet gezegd. Vanaf de opening kocht Borssele de brandstof via Euratom in de VS. Er is nu gekozen voor Urenco omdat dat –deels- een Nederlands bedrijf is.
Afvalbunker op terrein Borssele in gebruik genomen
Eindelijk wordt het op het terrein van de kerncentrale het gebouw (‘bunker’) voor de opslag van laag- en middenactief vast afval in gebruik genomen. Er is plek voor 5000m3 afval, uitsluitend uit de ‘eigen’ reactor. Dat is genoeg voor ongeveer tien jaar en PZEM hoopt dat er voor die tijd een ‘definitieve’ oplossing is gevonden zodat het minder lang hoeft te worden opgeslagen.
Notitie EZ over deelname Kalkar
De minister van EZ stuurt een (door z’n voorganger beloofde) notitie naar de Kamer over de volkenrechtelijke aspecten van de Nederlandse deelname in, en de beoordeling van de veiligheidsrisico’s van de bouw van de kweekreactor in Kalkar. Hieruit blijkt onder meer dat de uitgaven van Nederland aan Kalkar oplopen tot 1,1 miljard gulden. Hij neemt het officiële West-Duitse veiligheidsrapport over, maar vergeet te vermelden dat er een minderheidsstandpunt is die stelt dat er wel degelijk aanzienlijke risico’s zijn. Van Aardenne stelt verder dat Nederland niet uit Kalkar kan stappen, maar ook niet moet willen stappen om de ‘betrekkingen’ met het buurland niet onder druk te zetten. Regeringspartijen CDA en VVD zijn het met ‘m eens, PvdA wil er zo snel mogelijk uit stappen. In de Tweede Kamer wordt op 14 september een hoorzitting gehouden. Maar de standpunten liggen vast.
Een motie om uit Kalkar te stappen wordt op 8 november verworpen. Ondertussen is een eerste poging bij de Raad van State om de overeenkomsten tussen Nederland en Duitsland, waaruit zou moeten blijken of en onder welke voorwaarden Nederland uit Kalkar kan stappen, openbaar te maken mislukt. In de periode daarna komt er een stapel (juridische) adviezen, waarvan de meeste concluderen dat het mogelijk is uit Kalkar te stappen. In september 1985 beslist de Raad van State definitief dat de overeenkomsten niet openbaar hoeven te worden gemaakt.