Uranium bij Haamstede te gering
De minister van EZ (De Block) stuurt een rapport naar de Kamer van de Rijksgeologische Dienst over de uranium voorkomens in de buurt van Haamstede op het Zeeuwse eiland Schouwen. Hoewel de RGD schrijft dat het “voor huidige economische maatsstaven” te weinig is, wordt er toch aangeraden verder onderzoek te doen, ook omdat er misschien elders in Nederland of onder de zee, wel winbare voorraden zijn. Er wordt zelfs een commissie ingesteld, de ‘Commissie Uranium-onderzoek Nederland’. Op 28 september 1971 wordt het rapport door minister Langman (EZ) aan het Kamer aangeboden. Conclusie: “het uraangehalte is marginaal tot laag”. Dus: “Gezien al het voorgaande moet winning van de uraanhoudende fosforietknollen op Schouwen uitgesloten worden geacht”. Er wordt dan ook niets meer van vernomen.
Oprichting UCN
De Ultra-Centrifuge Nederland NV (UCN) wordt opgericht met als opdracht het produceren van centrifuges waarmee uranium verrijkt kan worden. Tevens zal het een proeffabriek exploiteren waarin de vervaardigde centrifuges zullen worden opgesteld. De aandelen zijn als volgt verdeelt: de Nederlandse Staat 55%, Staatsmijnen, Shell en Philips ieder 10%, VMF en Rijn Schelde ieder 7,5%. UCN wordt de Nederlandse poot van Urenco (samen met Engeland en West-Duitsland). Ook RCN wordt officieel aandeelhouder omdat zij de octrooien op haar naam heeft staan Op 19 november wordt M. Boogaardt als eerste directeur benoemd. Wanneer de samenwerkingsovereenkomst met West-Duitsland en Verenigd Koninkrijk tot stand is gekomen zal UCN als Nederlandse partner optreden.
Al 1 miljard subsidie voor kernenergie
De Nederlandse staat heeft vanaf 1955 tot eind 1969, bijna een miljard gulden uitgegeven aan kerntechnologie. Het bedrijfsleven 40 miljoen. Jaarlijks komt daar ongeveer 150 miljoen gulden bij.
Overzicht storingen in kerncentrales 1969
Overzicht van de storingen die bekend zijn geworden in de Nederlandse kerncentrales in het afgelopen jaar: in Dodewaard waren er dat in het openingsjaar twee. Vanaf 1980 zal er, op verzoek van het parlement, een jaarlijks overzicht komen gemaakt door de Kernfysische Dienst. We staan niet in voor de volledigheid van de door ons uit openbare bronnen samengestelde overzichten tot 1980.
Kernenergiewet in werking
Nadat in 1963 al hoofdstuk II betreffende de Adviesinstanties in werking is getreden, treedt nu de hele Kernenergiewet in werking. Met de wet zal het Radioactieve stoffenbesluit, gebaseerd op de Warenwet, buiten werking treden. Bovendien is de Hinderwet niet meer van toepassing op de zaken die nu door de Kernenergiewet geregeld worden. Onder de KeW vallen splijtstoffen, uranium- en thoriumhoudende ertsen, inrichtingen en (scheeps-)uitrustingen, radioactieve stoffen en ioniserende stralen uitzendende toestellen. Ter bescherming tegen gevaren voorziet de wet in het hanteren van een systeem van vergunningen en algemene voorschriften; daarnaast bevat zij een stelsel van registratie. De richtlijnen die in de KeW zijn gegeven, zijn uitgewerkt in een aantal uitvoeringsmaatregelen.
Op grond van artikel 75 van de KeW is voor Defensie het Vrijstellingsbesluit defensie Kernenergiewet opgesteld. Artikel 75 verleent aan de Kroon de bevoegdheid om bij algemene maatregel van bestuur vrijstelling te verlenen of op verzoek ontheffing te verlenen van de vergunningplicht van artikel 15 en artikel 29 van de Kernenergiewet aan "instellingen van wetenschap of in het belang van de landsverdediging". Het gaat om zaken waarvan in de praktijk echter de minister van Defensie (en niet de Kroon) bepaald dat geheimhouding noodzakelijk is.
[Zie ook het dossier ‘Vrijstellingsbesluit Defensie Kernenergiewet’]
Voorkeur voor Nederlandse bedrijven bij bouw volgende centrale
De minister van Economische Zaken (Nelissen) aanvaardt een nota van de Industriële Raad voor de Kernenergie. Het gaat over de wijze van bestellen van de derde kernenergiecentrale en wordt geschreven uit onvrede over de aanbesteding van de kerncentrale in Borssele. Voorgesteld wordt om bij het vragen van offertes en indien bevredigend ook bij het bestellen ervan, zich te beperken tot één of meer groepen van de Nederlandse ondernemingen die een samenwerkingsovereenkomst zijn aangegaan met een voor de elektriciteitsbedrijven aanvaardbare buitenlandse know-how-gever.
Productie splijtstofelementen
Philips stopt met haar kernenergieactiviteiten, maar maakt een uitzondering voor UCN, waar ze aandeelhouder van blijft. Directe aanleiding is de beslissing van de PZEM om de order voor de kerncentrale in Borssele niet aan Nederlandse bedrijven te gunnen (hoewel ze 70 % van de werkzaamheden gaan doen) en de productie van splijtstofelementen daarvoor door een bedrijf in het buitenland gebeurt. Verder zijn er problemen met de GKN/SEP over de tweede levering van elementen voor Dodewaard. GKN besluit tot een open inschrijving daarvoor en een Engels bedrijf (in plaats van Philips) gaat met de order strijken.
De RCN neemt een deel van de fabricageapparatuur van Philips over en wil een productielijn opzetten met genoeg capaciteit voor de jaarlijkse herladingen van de Dodewaard en Borssele centrales.
Ondertekening Verdrag van Almelo
In het gemeentehuis van Almelo wordt het Verdrag van Almelo ondertekend. Het is een overeenkomst bereikt tussen Nederland, Verenigd Koninkrijk en West-Duitsland over het ultracentrifuge verrijkingsproject. Afgesproken wordt dat de landen samen industriële ondernemingen opzetten voor de fabricage van centrifuges en voor de bouw van verrijkingsfabrieken door middel van de ultracentrifugetechniek. In eerste instantie zullen de landen een proeffabriek bouwen met elk hun eigen type centrifuge. In de Bondsrepubliek kan geen proeffabriek worden gebouwd omdat dit wordt verboden door de Parijse akkoorden (die tot eind 1981 van kracht zijn) van oktober 1954 waarin plutonium en tot meer dan 2,1 procent verrijkt uranium uitdrukkelijk worden beschreven als essentiële onderdelen van een atoomwapen waarvan de productie op West-Duits grondgebied niet is toegestaan. Daarom zal de Duitse proeffabriek gebouwd worden op het terrein van de UCN. West-Duitsland heeft dan nog niet eens het Non-Proliferatie verdrag geratificeerd. De Tweede Kamer zal pas in maart 1971 goedkeuring aan het Verdrag van Almelo geven waardoor het in juli 1971 van kracht wordt.
Vijf dagen na de ondertekening van het Verdrag wordt in Almelo een kleine demonstratie gehouden waaraan zo’n 50 mensen deelnemen. Met Pinksteren, in mei, zijn er 2500 mensen op het jaarlijkse ANJV-tentenkamp (dit jaar toevallig) in Almelo die ook tegen Urenco demonstreren.
Kweekreactor bij Weisweiler?
Vergunningaanvraag voor de bouw van een snelle kweekreactor (waarin Nederland deel gaat nemen) in Weisweiler. Deze locatie wordt om verschillende redenen, maar o.a. door de nabijheid van de stad Aken, door de Veiligheidscommissie die de regering adviseert eind juli afgewezen. Dit levert een verdere vertraging op omdat men op zoek moet naar een nieuwe lokatie.
Kistemaker en de Cellastic Affaire
Naar aanleiding van het eind februari verschenen boek van Wim Klinkenberg ‘De ultracentrifuge 1937-1970’, dient PSP-kamerlid Van der Spek tijdens het Kamerdebat over het Verdrag van Almelo op 2 maart een motie in, waarin hij de regering verzoekt de documenten van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, die betrekking hebben op de Cellastic-affaire of die anderszins met professor Kistemaker in verband staan, openbaar te maken. Van der Spek noemt Klinkenberg’s boek een “niet-complete legpuzzel, waarin wordt gesuggereerd dat het ultracentrifugeproject een voortzetting is van het Duitse A-bom-project, waarbij dezelfde personen en instanties zijn betrokken.“ Volgens Van der Spek moeten deze beschuldigingen ernstig worden genomen. Nadat de regering de moties sterk ontraden, halen die het bij de stemming op 31 maart dan ook niet. Er bestaat ook onduidelijk over de zuivering van Kistemaker voor z’n promotie in november 1945.
[zie ook het Dossier: Kistemaker]